Antistolling en cardiovasculaire middelen Flashcards
3 fases bloedstolling
De bloedstolling bestaat achtereenvolgens uit:
1. Het proces van primaire hemostase
2. De vorming van een bloedstolsel
3. Het opruimen van een bloedstolsel, de fibrinolyse
Primaire hemostase =
De primaire hemostase bestaat uit
- interactie tussen bloedplaatjes en de (beschadigde) vaatwand (adhesie)
- klontering van bloedplaatjes aan elkaar (aggregatie) en activatie van bloedplaatjes
Na adhesie van bloedplaatjes aan collageen in de vaatwand (via von Willebrand- factor) treedt activatie van de bloedplaatjes op. Geactiveerde bloedplaatjes storten stollingsbevorderende factoren uit (o.a. tromboxaan A2, ADP en serotonine) die andere bloedplaatjes kunnen activeren. Ook komt de glycoproteïne IIb/IIIa-receptor aan de oppervlakte: deze receptor kan door binding van fibrinogeen aggregatie met andere bloedplaatjes tot stand brengen.
Secundaire hemostase =
De volgende fase van de bloedstolling is de vorming van het fibrinestolsel. Fibrinevorming begint als tissue factor (TF, tromboplastine), dat normaal onder de oppervlakte van het endotheel ligt, in aanraking komt met het bloed. Door binding en activatie van stollingsfactoren wordt uiteindelijk fibrinogeen omgezet in fibrine. Vrijwel alle stollingsfactoren worden in de lever geproduceerd en bij de synthese van enkele van deze factoren (II, VII, IX en X) is vitamine K noodzakelijk.
Fibrinolyse =
Het fibrinolytische systeem zorgt voor het weer verwijderen van bloedstolsels als de normale integriteit van de weefsels is hersteld. Activatie van plasminogeen tot plasmine vindt plaats door plasminogeenactivatoren. Plasmine is in staat om het onoplosbare fibrine om te zetten in oplosbare fibrineafbraakproducten.
Pathologische trombose ontstaat op basis van een van de volgende factoren of een combinatie daarvan, zoals die door de Duitse patholoog Virchow werden genoemd (trias van Virchow):
• Een verhoogde stolbaarheid van het bloed
• Een vertraagde bloedstroom
• Een beschadiging van de vaatwand
Antitrombotica kunnen op grond van werkingsmechanisme worden onderverdeeld in (3)
- direct werkende (heparinegroep) anticoagulantia
- indirect werkende (vitamine K-antagonisten) anticoagulantia
- trombocytenaggregatieremmers
Waardoor ontstaat arteriele trombose?
Behandeling?
Arteriële trombose ontstaat door een functionele onderbreking van de endotheellaag. De witte trombi bestaan vooral uit trombocyten met weinig fibrine en weinig erytrocyten. Voorbeelden van arteriële trombose zijn een herseninfarct of een hartinfarct.
Trombocytenaggregatieremmers: Acetylsalicylzuur, Clopidogrel (Plavix), Dipyridamol (Persantin)
Waardoor ontstaat veneuze trombose?
Behandeling?
Veneuze trombose wordt meestal veroorzaakt door circulatoire stase, waardoor een hypercoagulabele status ontstaat. De rode trombi bestaan vooral uit erytrocyten en fibrine en relatief weinig trombocyten. Voorbeelden van veneuze trombose zijn diep veneuze trombose (DVT) of een longembolie.
Coumarinederivaten (vitamine K-antagonisten): Acenocoumarol (Sintrom), Fenprocoumon (Marcoumar)
Heparines: Heparine i.v., low dose LMWH, high dose LMWH
Directe Orale Anticoagulantia: dabigatran, apixaban, edoxaban, rivaroxaban
Werking acetylsalicylzuur
Werking clopidogrel
Hoe lang werken deze medicijnen?
Acetylsalicylzuur remt het enzym cyclo-oxygenase, waardoor de vorming van tromboxaan A2 afneemt. Dit leidt tot een remming van de primaire hemostase.
Clopidogrel is gericht tegen de ADP-receptor op trombocyten.
Beide middelen remmen irreversibel de trombocytenfunctie, waardoor het effect van deze middelen ongeveer één week aanhoudt. De duur van het effect komt overeen met de snelheid waarmee de bloedplaatjes worden vernieuwd (ca. 10 dagen).
Bij de activering van trombocyten komen onder andere (3) vrij.
Bij de activering van trombocyten komen onder andere serotonine, ADP en tromboxaan A2 vrij.
Tromboxaan A2 werkt bij beschadigd endotheel vasoconstrictief en stimuleert de trombocytenaggregatie.
Werking acetylsalicylzuur
De trombocytenaggretieremmende werking van acetylsalicylzuur is gerelateerd aan de remming van de vorming van het prostaglandine tromboxaan A2 in de trombocyt door irreversibele remming van het hiervoor benodigde cyclo-oxygenase. Het effect van acetylsalicylzuur op de kernloze bloedplaatjes is gelijk aan de levensduur van de trombocyt (ca. 10 dagen).
Werking clopidogrel
Clopidogrel remt de plaatjesaggregatie door specifieke, irreversibele blokkade van de adenosinedifosfaat (ADP)receptor van het bloedplaatje. Daarmee wordt de ADP-afhankelijke activering van het GPIIb/IIIa-complex irreversibel geremd. De snelheid van het herstel van een normale bloedplaatjesfunctie komt overeen met de snelheid waarmee bloedplaatjes worden vernieuwd (10 dagen).
Werking ticagrelor
Ticagrelor blokkeert selectief en reversibel de P2Y12-receptor, waardoor ADP-gefaciliteerde P2Y12-afhankelijke plaatjesactivatie en –aggregatie wordt voorkomen. De t1/2 van ticagrelor is 7 uur en van de actieve metaboliet ongeveer 8-12 uur. De werkingsduur is daardoor kort.
Werking dipyridamol
Dipyridamol heeft een reversibele plaatjesaggregatieremmende werking. De t1/2 is 12 uur. De werkingsduur is daardoor kort.
Acetylsalicylzuur is geïndiceerd voor … en als tweede keus bij ….
Clopidogrel is geïndiceerd na ….
Ticagrelor is geïndiceerd in combinatie met … bij …. De duur van de behandeling van ticagrelor is meestal …
Acetylsalicylzuur is geïndiceerd voor primaire en secundaire preventie bij arterieel vaatlijden, zoals myocardinfarct, angina pectoris en post CABG, en als tweede keus na TIA of CVA en bij perifeer arterieel vaatlijden.
Clopidogrel is geïndiceerd na stentplaatsing, acuut coronair syndroom, perifeer vaatlijden en na een TIA of CVA.
Ticagrelor is geïndiceerd in combinatie met acetylsalicylzuur bij het acuut coronair syndroom (al dan niet met stenting). De duur van de behandeling van ticagrelor is meestal 12 maanden, acetylsalicylzuur wordt levenslang gegeven.
Indicaties acetylsalicylzuur (cardio: 80mg 1dd)
(6)
• Secundaire preventie van myocardinfarct
• Behandeling van acuut coronair syndroom
• Preventie van cardiovasculaire morbiditeit bij stabiele angina pectoris
• Preventie van graft-occlusie na aorta-coronaire bypass
• Secundaire preventie na TIA en niet-invaliderend herseninfarct, mits intracerebrale
bloedingen uitgesloten zijn (in combinatie met dipyridamol, tweede keus)
• Na implantatie van coronaire stents in combinatie met clopidogrel of ticagrelor
Indicaties clopidogrel (75mg 1dd)
(4)
• Secundaire preventie na TIA of CVA (eerste keus)
• Perifeer arterieel vaatlijden (eerste keus)
• Acuut coronair syndroom, myocard infarct
• Na implantatie van coronaire stents in combinatie met acetylsalicylzuur
Indicatie ticagrelor (90mg 2dd)
• Acuut coronair syndroom (al dan niet met stenting)
Indicatie dipyridamol (200mg 2dd1)
• Secundaire preventie na TIA of een niet-invaliderend herseninfarct in combinatie met acetylsalicylzuur (tweede keus)
Interactie met acetylsalicylzuur i.c.m. (3) kan zorgen voor bloeding.
Corticosteroiden
NSAID’s
SSRI’s
TAR’s:
De belangrijkste bijwerking is …
het verhoogde risico op bloedingen
OK en acetylsalicylzuur?
Patiënten die acetylsalicylzuur gebruiken kunnen in principe continueren met de medicatie als dit gaat om electieve operaties, wanneer het te verwachten bloedverlies klein is én wanneer een eventuele bloeding goed bereikbaar is om te stelpen. Bij sommige invasieve ingrepen kan een kleine bloeding ernstige gevolgen hebben of kan er geen hemostase à vue worden verkregen. In die gevallen verdient het dus aanbeveling het gebruik ten minste vijf dagen voor de ingreep te staken. Voorbeelden hiervan zijn: neurochirurgische ingrepen, operaties in het KNO-gebied (bijvoorbeeld operaties in het middenoor) en lever- of nierbiopten. In andere specifieke situaties (zoals eerdere bloedingsproblemen) kan bij individuele patiënten met een verwacht hoog bloedingsrisico en een laag tromboserisico ook gekozen worden om de acetylsalicylzuur vijf dagen voor de ingreep te staken.
Hoe te handelen bij een bloeding onder TAR
- Couperen in niet-acute situaties
- Subacute situaties
- Acute situaties
Couperen in niet-acute situaties:
Een aantal dagen voor de ingreep moet gestopt worden met de medicatie:
• Acetylsalicylzuur/clopidogrel: 5 dagen van tevoren stoppen.
• Dipyridamol: 1 dag van tevoren stoppen.
• Daags na de ingreep wordt de medicatie weer gestart.
Subacute situaties:
Bij een niet-electieve operatie, waarbij lokale hemostase mogelijk is, verdient het de voorkeur om 3 dagen met de ingreep te wachten.
Acute situaties
Wanneer wachten niet mogelijk is, kan bij de inleiding desmopressine (DDAVP) worden toegediend. De meeste operaties kunnen echter onder acetylsalicylzuur worden uitgevoerd. DDAVP verbetert de adhesie van bloedplaatjes aan het endotheel en verkort daarmee de bloedingstijd. Indien de ingreep niet kan worden uitgesteld, dient perioperatief een trombocytentransfusie te worden gegeven. Trombocyten kunnen vanaf 40 minuten na toediening van acetylsalicylzuur gegeven worden en vanaf 12 uur na toediening van clopidogrel. Bij het gebruik van dipyridamol is het geven van trombocyten niet zinvol, omdat de trombocyten zolang dit middel in het bloed zit niet goed werken.
Coumarinederivaten, zoals acenocoumarol en fenprocoumon, zijn …. Vier belangrijke stollingsfactoren (factor …) zijn afhankelijk van ….
Coumarinederivaten, zoals acenocoumarol en fenprocoumon, zijn vitamine K- antagonisten. Vier belangrijke stollingsfactoren (factor II, VII, IX en X) zijn afhankelijk van vitamine K.
T1/2 acenocoumarol
T1/2 fenprocoumon
Omdat de T1/2 van acenocoumarol (8-11 uur) veel korter is dan de T1/2 van fenprocoumon (160 uur), houdt de werking van acenocoumarol slechts enige dagen aan, terwijl het effect van fenprocoumon enkele weken kan aanhouden.
Werking coumarinederivaten
Coumarinederivaten, zoals acenocoumarol of fenprocoumon, zijn zogenoemde vitamine K- antagonisten. Vier belangrijke stollingsfactoren (factor II, VII, IX en X) en daarnaast proteïne-C en -S zijn afhankelijk van vitamine K. Bij gebruik van coumarinederivaten neemt de concentratie van deze geactiveerde factoren in het bloed af en dit leidt tot een afname van de fibrinevorming.
Omdat de coumarinederivaten pas na enkele dagen werkzaam zijn (2-3 dagen) wordt ter overbrugging (bridging) gedurende circa een week heparine (dat direct werkt) bijgegeven in het geval dat directe antistolling vereist is (bijvoorbeeld bij een trombo-embolie).
Acenocoumarol:
Halfwaardetijd?
Maximale werking na?
Hoe lang houdt de werking aan?
Acenocoumarol heeft een halfwaardetijd van 8 uur en heeft een maximale werking na 36-48 uur. De werking houdt enkele dagen aan.
Fenprocoumon:
Halfwaardetijd?
Maximale werking na?
Hoe lang houdt de werking aan?
Fenprocoumon heeft een halfwaardetijd van 160 uur en heeft een maximale werking na 48-72 uur. De werking houdt enkele weken aan. Het voordeel van fenprocoumon is dat daarmee een stabielere instelling kan worden bereikt.
Acenocoumarol of fenprocoumon zijn geïndiceerd bij (4)
Acenocoumarol of fenprocoumon zijn geïndiceerd bij atriumfibrilleren, mechanische klepprothese, longembolie en diep veneuze trombose.
De kans op een TIA of CVA bij atriumfibrilleren kan worden berekend met de …score.
Wanneer worden vitamine-K antagonisten aanbevolen?
De kans op een TIA of CVA bij atriumfibrilleren kan worden berekend met de CHA2DS2-VASc-score. Bij een score hoger dan 1 worden vitamine K-antagonisten aanbevolen ter voorkoming van (recidief van) stolselvorming. Bij een score van 0 of 1 is het risico op een TIA of CVA klein, waardoor geen vitamine K-antagonist is geïndiceerd.
Belangrijkste bijwerking coumarinederivaten
Bloedingen
Ernstige bloedingen, zoals hersenbloedingen, bloedingen die een ziekenhuisopname nodig maken of spier- en gewrichtsbloedingen, komen per jaar bij 1-2% van de behandelde patiënten voor.
Dit risico is het grootst bij therapieontrouw, onregelmatige alcoholinname en koortsende ziekte. Aan de hand van de INR- waarde wordt de juiste dosering medicijnen bepaald. Deze waarde wordt regelmatig gecontroleerd.
Als er een bloeding optreedt bij het gebruik van vitamine K-antagonisten kan … toegediend worden.
Bij ernstige bloedingen kan tevens … worden toegediend, dat onmiddellijk effect heeft.
Als er een bloeding optreedt bij het gebruik van vitamine K-antagonisten kan vitamine K toegediend worden.
Bij fenprocoumon dient vitamine K-toediening te worden herhaald op geleide van de INR, gezien de lange T1/2.
Bij ernstige bloedingen kan tevens vierfactoren concentraat (Cofact) worden toegediend, dat onmiddellijk effect heeft. Ook hier geldt: toedienen op geleide van de INR.
(2) geven in combinatie met vitamine K- antagonisten een verhoogd risico op bloedingen en gastro-intestinale complicaties.
NSAID’s en corticosteroïden (ulcerogeen) geven in combinatie met vitamine K- antagonisten een verhoogd risico op bloedingen en gastro-intestinale complicaties.
… geeft een snelle sterke verlenging van de INR. Hierdoor is bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten het risico op bloedingen sterk verhoogd. Deze combinatie moet vermeden worden.
Co-trimoxazol, een remmer van CYP2C9, geeft een snelle sterke verlenging van de INR. Hierdoor is bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten het risico op bloedingen sterk verhoogd. Deze combinatie moet vermeden worden.
Bepaalde anti-epileptica (bijvoorbeeld (2)) en (1) zijn …, waardoor ze de coumarinewerking verminderen. Het risico op trombose is hierbij verhoogd.
Bepaalde anti-epileptica (bijvoorbeeld carbamazepine en fenytoïne) en rifampicine zijn CYP-enzyminducers, waardoor ze de coumarinewerking verminderen. Het risico op trombose is hierbij verhoogd.
Factoren die instelling op coumarinederivaten beïnvloeden (6)
Koortsende ziekte
Slechte intake
Onregelmatige alcoholinname
NSAID’s, TAR, corticosteroiden
Cotrimoxazol
Anti-epileptica (carbamazepine, fenytoine), rifampicine
Waarom beïnvloedt een koortsende ziekte de instelling op coumarinederivaten?
Enzymen die de coumarinederivaten moeten afbreken werken slechter. Daarnaast worden stollingseiwitten sneller afgebroken. Daardoor kan de INR doorschieten.
Waarom beïnvloedt een slechte intake de instelling op coumarinederivaten?
Doordat er weinig vitamine K wordt ingenomen, kan de INR doorschieten. Daarom wordt de INR tijdens een ziekenhuis opname vaker gecontroleerd dan in de thuissituatie (bij acenocoumarol iedere 2-3 dagen en bij fenprocoumon iedere 3-4 dagen).
Waarom beïnvloedt een onregelmatige alcoholinname de instelling op coumarinederivaten?
De werking van coumarinederivaten kan worden versterkt door overmatig alcoholgebruik.
Waarom beïnvloeden NSAID’s, TAR en/of corticosteroiden de instelling op coumarinederivaten?
NSAID’s zijn gecontra-indiceerd bij coumarinegebruik. Salicylaten moeten zo min mogelijk worden voorgeschreven aan patiënten die coumarinen gebruiken, omdat ze het bloedingsrisico verhogen. Ook acetylsalicylzuur in analgetische dosering (>300mg per dag) is gecontra-indiceerd.
Waarom beïnvloedt cotrimoxazol de instelling op coumarinederivaten?
Cotrimoxazol is een geneesmiddel dat de coumarinewerking versterkt.
Co-trimoxazol, een remmer van CYP2C9, geeft een snelle sterke verlenging van de INR. Hierdoor is bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten het risico op bloedingen sterk verhoogd.
Waarom beïnvloedt Anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne), rifampicine de instelling op coumarinederivaten?
Anti-epileptica en rifampicine zijn geneesmiddelen die de coumarinewerking verminderen (CYP-enzyminducers). Bij start moet aan deze groep patiënten een hogere dosering gegeven worden om de INR goed te krijgen.
De meeste mensen die coumarinederivaten als antistolling krijgen hebben een streef-INR tussen … en ….
Bij een mechanische klep of een longembolie is de streef-INR vaak tussen … en ….
De meeste mensen die coumarinederivaten als antistolling krijgen hebben een streef-INR tussen 2 en 3.
Bij een mechanische klep of een longembolie is de streef-INR vaak tussen 2.5 en 3.5.
De werking van coumarinederivaten kan worden tegengegaan door toediening van ….
Bij actieve bloeding dient de INR in ieder geval < … te zijn.
De werking van coumarinederivaten kan worden tegengegaan door toediening van vitamine K. De benodigde dosis vitamine K hangt af van de INR-waarde, van de indicatie om te couperen en van de streefwaarde van de INR.
Bij actieve bloeding dient de INR in ieder geval < 1.7 te zijn.
Hoe te handelen bij een bloeding onder coumarinederivaten:
- Niet-levensbedreigende situaties
- Ernstige situaties
Niet-levensbedreigende situaties:
5 mg vitamine K oraal of bij hoge uitzondering (cave anafylaxie) i.v.
Vitamine K: na orale toediening heeft het effect na 8 uur, bij intraveneuze toediening heeft het al na 6 uur effect. Het is maximaal effectief na 24 uur, waarbij het 24-48 uur werkzaam is. Bij fenprocoumon dient vitamine K- toediening te worden herhaald, gezien de lange halfwaardetijd.
Ernstige situaties:
Vitamine K dient in ernstige situaties te worden gegeven in combinatie met het zeer kostbare vierstollingsfactorenconcentraat (Cofact). Het effect is onmiddellijk en kan door herhaling van de INR worden gecontroleerd.
Invasieve ingreep bij coumarinederivaten
Absolute indicaties voor bridging zijn: (4)
Voor het ondergaan van een invasieve ingreep moeten de coumarinederivaten (vitamine K antagonisten) altijd gestopt worden. Bridging is de toepassing van therapeutsiche dosering LMWH of bij uitzondering ongefractioneerde heparine (i.v.) tijdens onderbreking van de behandeling met orale anticoagulantia.
Bij atriumfibrilleren wordt bij het beoordelen of en hoe bridging dient plaats te vinden, gebruik gemaakt van de CHA2DS2-VASc-score. Bij een CHA2DS2VASc-score van nul tot acht is er onvoldoende indicatie voor bridging. Absolute indicaties voor bridging zijn:
• Atriumfibrilleren CHA2DS2VASc-score ≥ 8
• Recidiverend DVT/LE of recent DVT/LE <3 mnd
• Mechanische klep, reumatisch kleplijden (CAVE vooral mitralisklep)
• Biokunstklep < 3 maanden geleden geplaatst
CHA2DS2-VASc score
C: Congestive heart failure/ LV dysfunction - 1 punt
H: Hypertension - 1 punt
A2: Age > 75 years - 2 punten
D: Diabetes Mellitus - 1 punt
S2: Stroke/TIA/ thrombo-embolism - 2 punten
V: Vascular disease - 1 punt
A: Age 65-74 years - 1 punt
Sc: Sex (female = 1/male = 0) - 1 punt
Maximum score 9 punten
Heparines (heparine, nadroparine) zijn directe remmers van … en kunnen alleen … worden toegediend.
Heparines (heparine, nadroparine) zijn directe remmers van geactiveerde stollingsfactoren (met name trombine en factor Xa) en kunnen alleen parenteraal worden toegediend.
Onder de heparinegroep vallen (2)
Onder de heparinegroep vallen heparine en laagmoleculair-gewicht heparines.
Heparine werking
Heparine activeert anti-trombine III, waardoor secundair neutralisering van de geactiveerde stollingsfactoren optreedt, met name van factor IIa (trombine) en geactiveerde factor X. Hierdoor wordt de omzetting van fibrinogeen in fibrine geremd. Een nadeel is dat het intraveneus of subcutaan moet worden toegediend en dat de intensiteit van de antistolling zeer variabel is bij eenzelfde dosering. Het antistollende effect moet dus frequent worden gecontroleerd (door middel van de aPTT).
Laagmoleculaire heparines (LMWH) werking
2 grote voordelen
Eliminatie via?
Voorbeelden van LMWHs zijn nadroparine (spécialité naam fraxiparine) en enoxaparine (spécialité naam Clexane). Laagmoleculaire heparines bevatten fragmenten van heparine met een laag molecuulgewicht. LMWH’s hebben een 2-3 keer hogere anti-Xa activiteit en een zwakkere anti-IIa activiteit dan ongefractioneerde heparine. Het antistollend effect kan daarom niet betrouwbaar worden gemeten met een APTT, maar moet in de anti-factor Xa activiteit worden uitgedrukt.
LMWH’s hebben twee grote voordelen. De halveringstijd is veel langer, zodat bij een- of tweemaal daagse subcutane toediening al een goede antistolling kan worden bereikt. In de tweede plaats is de antistollende werking veel stabieler te voorspellen, zodat de frequente laboratoriumcontrole achterwege kan blijven.
LMWH wordt, in tegenstelling tot ongefractioneerde heparine, voor een belangrijk deel renaal geëlimineerd. Daarom moet er rekening gehouden worden met het risico van accumulatie van LMWH bij nierinsufficiëntie. In verband met het risico op bloeding moet de dosis van LMWH bij therapeutisch gebruik dus worden aangepast aan de nierfunctie.
Indicaties heparines (3)
Heparines worden gebruikt als tromboseprofylaxe, therapie van veneuze en arteriele trombo-embolisch aandoening en ter overbrugging bij starten of onderbreken van coumarinederivaten en DOACs.
Thromboseprofylaxe met LMWH is geïndiceerd bij (3)
- Verloskundige gynaecologie
- Patiënten die > 4 dagen immobiel zijn i.c.m. ten minste 1 risicofactor op het ontwikkelen van een veneuze tromboembolie (hulpmiddel: Padua Prediction Score, https://www.mdcalc.com/padua-prediction- score-risk-vte)
- Patiënten die een operatie moeten ondergaan met een duur > 30 minuten
Bij deze patiënten wordt standaardprofylaxe (= nadroparine 1 dd 2850 eenheden) gegeven. Bij profylactische antistolling wordt zes tot acht uur na de operatieve ingreep met de profylaxe gestart. De duur van de profylaxe is minimaal 5 dagen of totdat de patiënt weer gemobiliseerd is.
Indien een patiënt een operatie moet ondergaan en hij/zij voorafgaand aan de operatie al antistolling gebruikt moet deze gestopt worden. Er moet er gestart worden met bridgen met behulp van LMWH’s.
Padua Prediction Score for Risk of VTE (11)
Active cancer
Yes+3
Previous VTE
Excluding superficial vein thrombosis
Yes+3
Reduced mobility
Yes+3
Already known thrombophilic condition
Yes+3
Recent (≤1 month) trauma and/or surgery
Yes+2
Elderly age (≥70 years)
Yes+1
Heart and/or respiratory failure
Yes+1
Acute MI and/or ischemic stroke
Yes+1
Acute infection and/or rheumatologic disorder
Yes+1
Obesity (BMI ≥30)
Yes+1
Ongoing hormonal treatment
Yes+1
Bij 4 punten of meer is profylaxe geindiceerd
Heparines:
De belangrijkste bijwerking is het risico op …. Dit risico is met name aanwezig als tevens … en … gebruikt worden.
De belangrijkste bijwerking is het risico op bloedingen. Dit risico is met name aanwezig als tevens corticosteroïden en NSAID’s gebruikt worden.
LMWH wordt, in tegenstelling tot ongefractioneerde heparine, voor een belangrijk deel … geëlimineerd. Dat maakt dat er rekening moet worden gehouden met …
LMWH wordt, in tegenstelling tot ongefractioneerde heparine, voor een belangrijk deel renaal geëlimineerd. Dat maakt dat er rekening moet worden gehouden met het risico van accumulatie van LMWH bij nierinsufficiëntie. Daarom moet in deze situatie een laboratoriumcontrole ter evaluatie van de dosis nadroparine
plaatsvinden. Eventueel kan de anti-Xa spiegel gemeten worden. In verband met het risico op bloeding moet de dosis van LMWH worden aangepast aan de nierfunctie.
Bloeding onder behandeling met heparine wordt gecoupeerd met …
Protamine
LMWH’s: de antiXa spiegel is bij een slechte nierfunctie vaak …
Verhoogd
Bij behandeling met heparine is er een relatief weinig voorkomende complicatie, namelijk …
De door heparine geïnduceerde trombopenie (HIT).
Hoewel HIT bij minder dan 1% van de met heparine behandelde patiënten voorkomt, is het toch geïndiceerd bij heparinebehandeling wekelijks het trombocytengetal te controleren.
Het anticoagulerend effect van heparine of LMWH kan worden versterkt door geneesmiddelen die …, zoals (4)
Het anticoagulerend effect van heparine of LMWH kan worden versterkt door geneesmiddelen die invloed hebben op de werking van de bloedplaatjes of het coagulatiesysteem, zoals NSAID’s, salicylaten en vitamine K-antagonisten en stoffen met ulcerogene werking zoals corticosteroïden.
Bloeding bij gebruik van heparine
- Niet acute situatie
- Acute levensbedreigende situatie
Niet acute situatie:
Stoppen met heparine.
Acute levensbedreigende situatie (of bij een intracraniële bloeding)
Heparine moet snel gecoupeerd worden met 1 mg protamine (zeer langzaam intraveneus toedienen). Het is hierbij van belang om bewust te zijn van de halfwaarde tijd van ongefractioneerde heparine. Deze is circa 1.5 tot 2 uur en neemt toe met de dosis.
Wanneer een patiënt een bloeding onder het gebruik van LMWH krijgt kan in de acute situatie protamine als antidotum (langzaam) intraveneus worden gegeven. Echter dit is alleen partieel werkzaam omdat zelfs bij hoge doses de anti-Xa-activiteit van LMWH maximaal voor 50% wordt geneutraliseerd. De halfwaarde tijd van LMWH is circa 3 tot 4 uur.
Bij een bloeding onder (ongefractioneerde) heparine/LMWH is het belangrijk om bedacht te zijn op een anafylactische reactie.
Onder de Directe Orale Anticoagulantia vallen … (remmer van factor II) en (3) (remmers van factor Xa).
Onder de Directe Orale Anticoagulantia vallen dabigatran (remmer van factor II) en apixaban, edoxaban en rivaroxaban (remmers van factor Xa).
Werking DOAC’s
DOACs grijpen direct aan op de geactiveerde stollingsfactoren. Dabigatran gaat een directe, reversibele binding aan met stollingsfactor IIa. Apixaban, edoxaban, rivaroxaban gaan een reversibele binding aan met stollingsfactor Xa.
Het is een nieuwe klasse medicijnen. DOACs zijn direct werkzaam, daarom is overbrugging (bridgen) met heparine niet nodig.
Dabigatran
Halfwaardetijd? (Verlengd bij?)
Aanbevolen dosering bij patienten met leeftijd ≥ 80 jaar?
Dabigatran heeft een halfwaardetijd van 12-14 uur.
De halfwaardetijd is verlengd bij een verslechterde nierfunctie (tot 27-34 uur bij een eGRF < 30 ml/min). Dit komt doordat dabigatran voor het grootste deel (80%) via de nier wordt uitgescheiden.
Bij patiënten met een leeftijd ≥ 80 jaar is de aanbevolen dosering 110 mg 2x/dag.
Rivaroxaban
Halfwaardetijd? Verlengd bij?
De halfwaardetijd van rivaroxaban is 5 – 9 uur, bij ouderen kan deze verlengd zijn tot 11 – 13 uur. Rivaroxaban wordt voor 33% door de nier geklaard. Bij een verminderde nierfunctie verlengt de halfwaardetijd van rivaroxaban nauwelijks, omdat rivaroxaban slechts voor een klein deel door de nier wordt uitgescheiden.
Apixaban
Halfwaardetijd?
De halfwaardetijd van apixaban is circa 12 uur. Apixaban wordt voor 27% door de nier geklaard. Bij een verminderde nierfunctie verlengt de halfwaardetijd van apixaban nauwelijks, omdat apixaban, net als rivaroxaban, slechts voor een klein deel door de nier wordt uitgescheiden.
Edoxaban
Halfwaardetijd?
De halfwaardetijd van edoxaban is 10 – 14 uur. Edoxaban wordt voor 35% door de nier geklaard. Gezien het feit dat edoxaban maar voor een klein deel door de nier wordt uitgescheiden, verlengt de T1/2 nauwelijks bij nierfunctieverlies.
DOACs zijn geïndiceerd bij (3).
DOACs zijn geïndiceerd bij non-valvulair atriumfibrilleren bij een CHA2DS2-VASc score hoger dan 1, bij een diep veneuze trombose en een longembolie.
DOACs zijn niet geïndiceerd bij patiënten met atriumfibrilleren en matige tot ernstige mitralisstenose of een mechanische klepprothese.