Antidiabetica en antibiotica Flashcards
Onder normale omstandigheden wordt het bloedglucosegehalte tussen …-… mmol/l gehouden. Bij diabetes mellitus type 1 is er sprake van een … insulinetekort door …. Diabetes type 1 wordt altijd met … behandeld.
Onder normale omstandigheden wordt het bloedglucosegehalte tussen 4-8 mmol/l gehouden. Bij diabetes mellitus type 1 is er sprake van een absoluut insulinetekort door auto-immuun destructie van de β- cellen in de pancreas. Diabetes type 1 wordt altijd met insuline behandeld.
Bij diabetes mellitus type 2 bestaat er een … tekort aan insuline door … in lever-, spier- en vetweefsel en een zekere mate van … van de bètacellen van de eilandjes van Langerhans.
Bij diabetes mellitus type 2 bestaat er een relatief tekort aan insuline door toegenomen insulineresistentie in lever-, spier- en vetweefsel en een zekere mate van disfunctie van de bètacellen van de eilandjes van Langerhans.
Insulineresistentie is geassocieerd met ….
De behandeling vereist in eerste instantie niet-medicamenteuze adviezen: (4).
Indien dit onvoldoende effectief is, dienen … te worden bijgegeven.
Indien voorgaande maatregelen tekortschieten, worden … gegeven.
Insulineresistentie is geassocieerd met overgewicht.
De behandeling vereist in eerste instantie niet-medicamenteuze adviezen: niet roken, gezonde voeding, afvallen bij BMI > 25 en voldoende lichaamsbeweging.
Indien dit onvoldoende effectief is, dienen orale bloedglucose verlagende middelen te worden bijgegeven, zoals biguaniden, sulfonylureumderivaten, α-glucosidaseremmers, thiazolidinedionen (PPAR-Υ-agonisten), incretine- enhancers (DPP4-remmers) of SGLT2-remmers.
Indien voorgaande maatregelen tekortschieten, worden insuline-injecties gegeven.
Werking metformine
Metformine remt de glucoseproductie in de lever en verhoogt de perifere gevoeligheid voor insuline. Doordat het de insulineproductie niet stimuleert, kan het geen hypoglykemie veroorzaken.
Metformine is geindiceerd bij?
Metformine is geïndiceerd bij volwassenen met diabetes mellitus type II als monotherapie of in combinatie met andere bloedglucose verlagende middelen of insuline.
Wat is belangrijk te weten voor start metformine?
Wat is een belangrijke contra-indicatie?
Bij iedere patiënt met DM2 en voldoende nierfunctie (>30 ml/min/1.73m2) wordt gestart met een behandeling met metformine. Metformine wordt renaal geklaard, waardoor de bloedconcentratie verhoogd en de halfwaardetijd verlengd is bij nierinsufficiëntie.
Bij onvoldoende werking van de nieren zal metformine zich stapelen in het lichaam en kan zo een lactaatacidose veroorzaken (fataal, maar zeldzaam). Om deze reden wordt geadviseerd om bij een verminderde nierfunctie te starten met een lagere dosering. Metformine is gecontra-indiceerd bij een eGFR <10 ml/min/1.73m2. Metformine dient gestopt te worden in situaties waarbij een hoog risico op nierfunctiestoornissen bestaat.
Bijwerkingen metformine (2)
Contra-indicaties (5)
Vooral bij het begin van de behandeling met metformine kunnen maag-darmklachten optreden (misselijkheid, braken, diarree). Een zeldzame, maar ernstige bijwerking is lactaatacidose, vooral bij cumulatie van metformine, bijvoorbeeld bij nierfunctiestoornissen.
Vanwege dit laatste is metformine gecontra-indiceerd bij
- nier- of leverinsufficiëntie
- hartfalen
- ernstige hypoxemie (bijvoorbeeld ernstige COPD en sepsis)
- onderzoeken waarbij jodiumhoudende contrastvloeistoffen worden gebruikt
- of electieve operaties onder algehele anesthesie.
De behandeling met metformine dient op de dag van het onderzoek of operatie onderbroken te worden en pas 48 uur na het onderzoek opnieuw gestart te worden.
Werking SU derivaten
Sulfonylureumderivaten (SU-derivaten) stimuleren onafhankelijk van de glucoseconcentratie de afgifte van insuline uit bètacellen.
Voorbeeld kortwerkende (2) en langwerkende (2) SU-derivaten
Er zijn kortwerkende (tolbutamide, gliclazide) en langwerkende middelen (glibenclamide, glimepiride).
Eerste keus SU-derivaat
gliclazide, omdat de kans op een hypoglykemie bij dit middel het kleinst is
Indicatie SU-derivaat
Wanneer metformine niet (meer) voldoende werkt, wordt overgegaan op combinatietherapie van metformine en een SU-derivaat (gliclazide).
SU-derviaten zijn geïndiceerd bij volwassenen met diabetes type II, indien met lichamelijke inspanning en dieet alléén onvoldoende resultaat wordt gegeven.
Bijwerking SU-derivaat
Het risico op deze bijwerking wordt verhoogd door (3)
Door de stimulerende werking op de insulinesecretie kunnen hypoglykemieën ontstaan. Dit risico wordt verhoogd door slechte/onregelmatige voedselintake, inspanning en nierinsufficiëntie. Ook vaker bij de langwerkende SU-derivaten.
Behandeling hypoglykemie (bijv als bijwerking van SU-derivaat)
Welk middel kan de beginsymptomen van een hypoglykemie maskeren?
Een hypoglykemie kan bestreden worden door het eten van koolhydraten, het toedienen van glucose of glucagon.
Met name niet-selectieve bètablokkers kunnen de beginsymptomen van een hypoglykemie maskeren.
Hoe zit het met SU-derivaten en nierfunctiestoornis?
De werkzame metabolieten van glibenclamide die door de nieren worden uitgescheiden, kunnen bijdragen aan toename van de kans op hypoglykemie bij een nierfunctiestoornis, waardoor wordt afgeraden dit middel voor te schrijven.
Bij gliclazide zijn de omzettingsproducten inactief, waardoor dit middel bij nierfunctiestoornissen gecontinueerd kan worden.
De verschijnselen van een hypoglykemie kunnen in twee groepen worden ingedeeld.
- Een daling van het bloedglucosegehalte leidt eerst (bij een waarde <4mmol/l) tot stimulatie van het adrenerge systeem, met als symptomen tachycardie, zweten, onrust en tremoren.
- Wanneer de energievoorziening van de hersencellen tekortschiet, ontstaan neuroglycopene verschijnselen, zoals dysartrie, dubbelzien, hoofdpijn, concentratiestoornissen en verwardheid.
Lichte verschijnselen van hypoglykemie kunnen worden bestreden door (2).
Als de patiënt door een verlaagd bewustzijn hiertoe niet in staat is, wordt een … gegeven of ….
Lichte verschijnselen van hypoglykemie kunnen worden bestreden door de toediening van koolhydraten of glucose per os.
Als de patiënt door een verlaagd bewustzijn hiertoe niet in staat is, wordt een glucose-oplossing intraveneus gegeven of 1 mg glucagon subcutaan of intramusculair.
Hoe kunnen SU-derivaten icm betablokkers hypoglykemie veroorzaken?
Bètablokkers kunnen de beginsymptomen van hypoglykemie maskeren, ook kunnen ze het herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie vertragen. Dit treedt vooral op bij de niet- selectieve bètablokkers.
Werking SGLT2 (sodium-glucose cotransporter 2) remmers
SGLT2 (sodium-glucose cotransporter 2) remmers blokkeren selectief en reversibel de natriumglucose-cotransporter 2 in de nieren. Hierdoor wordt de renale glucose reabsorptie geremd, wat leidt tot uitscheiding van glucose met de urine en een verlaging van het bloedglucose gehalte.
Indicaties SGLT2 remmers (2)
SGLT2 remmers zijn geïndiceerd als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging bij volwassenen met onvoldoende reguleerde diabetes mellitus type II.
- SGLT2 remmers kunnen gegeven worden als monotherapie, wanneer metformine niet geschikt is vanwege intolerantie of als aanvulling op andere bloedglucose verlagende medicatie.
- Tevens hebben SGLT2-remmers een gunstig effect op hart en vaatziekten en chronische nierschade. SGLT2-remmers hebben daarom een plaats in de behandeling van hartfalen, ook wanneer er geen sprake is van diabetes mellitus type 2.
Belangrijkste bijwerking SGLT2 remmers
Euglycemische diabetische ketoacidose (EDKA)
Wat is EDKA? Wanneer treedt dit vooral op?
De belangrijkste bijwerking van SGLT2 remmers is de euglycemische diabetische ketoacidose (EDKA). Deze complicatie treedt vooral op bij patiënten die tevens een koolhydraat arm dieet volgen. Atypisch aan deze vorm van ketoacidose is dat de glucose waarden lager dan gebruikelijk zijn (lager dan 14 mmol/l, vandaar de term euglycemisch), waardoor de diagnose gemist kan worden en de behandeling (toedienen van glucose en insuline) vertraging op kan lopen.
Indicaties insuline (2)
Insuline is absoluut noodzakelijk bij de behandeling van insulineafhankelijke of type 1 diabetes mellitus.
Bij diabetes mellitus type 2 is het gebruik van insuline aangewezen indien onvoldoende op orale bloedglucose verlagende middelen wordt gereageerd.
De insulinebehandeling is erop gericht om de normale fysiologische insulineafgifte zoveel mogelijk na te bootsen.
Kortwerkende insuline voorbeelden (gewone insuline) (2)
Humanline Regular
Insuman Rapid
Kortwerkende insuline
Werking?
Wanneer ingespoten?
Piekwerking?
Werkingsduur?
Kortwerkende insulinen hebben een licht vertraagde resorptie door subcutane hexameer vorming.
Kortwerkende insuline moet 30 min voor de maaltijd worden ingespoten.
De piekwerking van deze insulinen is na ongeveer 2-3 uur na injectie.
De werkingsduur varieert van 6-8 uur.
Snelwerkende insuline-analoog voorbeelden (3)
Aspart (Novorapid), Glulisine (Apidra) en Lispro (Humalog)
Snelwerkende insuline-analoog
Werking?
Wanneer ingespoten?
Piekwerking?
Werkingsduur?
Snelwerkende insulinen hebben een snelle resorptie doordat de insuline als mono/dimeer subcutaan terecht komt.
Snelwerkende insuline-analoog moet direct voor, tijdens of na de maaltijd worden ingespoten.
De piekwerking is na ongeveer 45-90 minuten na injectie.
De werkingsduur is ongeveer 4-5 uur.
(Middel) langwerkende NPH-insuline voorbeelden (3)
humaline NPH, Insulatard en Insuman Basal
(Middel) langwerkende NPH-insuline
Werking?
Optimale werkingsduur vs maximale werkingsduur?
Wanneer inspuiten?
Piekwerking?
Werkingsduur
Deze insulinen worden vertraagd afgegeven door binding van NPH aan insuline.
NPH-insuline (Neutral Protamine Hagedorn), ook wel isofane insuline genoemd, is een middellangwerkende insuline met een optimale werkingsduur van ongeveer 4 tot 12 uur en een maximale werkingsduur van ongeveer 24 uur.
Deze insuline wordt tussen het avond eten en net voor het slapen ingespoten.
De piekwerking van deze insulinen is 4-8 uur na injectie.
De werkingsduur is ongeveer 12-16 uur.
Voorbeeld langwerkende insuline-analoog
Glargine (lantus)
Langwerkende insuline-analoog
Werking
Wanneer inspuiten?
Werkingsduur?
Deze vorm van insuline heeft een vertraagde resorptie door vorming van subcutane microneerslagen.
Langwerkende insuline-analogen moeten tussen het avondeten en net voor het slapen gaan ingespoten worden.
De werkingsduur is circa 24 uur of langer.
Humane mix-insuline (volgens mij niet in de eindtermen, maar wel in de reader).
Wat is het en wanneer inspuiten?
Een voorbeeld hiervan is humuline NPH 30/70. Humane mix-insuline is een bifasische mix van kortwerkende insuline + NPH-insuline. Deze vorm van insuline dient 30 minuten voor het ontbijt en de avondmaaltijd te worden ingespoten.
Analoge mix-insuline (volgens mij niet in de eindtermen, maar wel in de reader).
Wat is het?
Wanneer inspuiten?
Voorbeelden hiervan zijn Aspart/ aspart protamine (NovoMix 30,50 of 70) en Lispro/lispro protamine (Humalog Mix 25/75, 50/50).
Analoge mix-insulinen zijn een bifasische mix van snelwerkende insuline-analoog + protamine gebonden aan snelwerkende insuline-analoog.
Deze vorm van insuline dient direct voor het ontbijt en voor de avondmaaltijd te worden ingespoten.
Een hypoglykemie ontstaat meestal bij een patiënt die met insuline wordt behandeld en die (2)
een maaltijd heeft overgeslagen of een uitzonderlijk zware inspanning heeft verricht
Voornaamste bijwerking insuline = ….
Dit kan ontstaan door (4)
Verhoogd risico op deze bijwerking bij (1)
Hypoglykemie
Dit kan ontstaan door
- overdosering
- te laat of te weinig eten
- alcohol
- lichamelijke inspanning
Patiënten met een verminderde nierfunctie lopen een verhoogd risico op een hypoglykemie.
Insulinegebruik: de kans op ernstige hypoglykemieën is sterk vergroot indien er sprake is van …
hypoglycaemia unawareness, hetgeen wil zeggen dat de patiënt hypoglykemieën niet goed voelt aankomen
Insuline glargine (Lantus) heeft vooral bij patiënten met diabetes mellitus type 2 het voordeel van … ten opzichte van NPH-insuline.
minder nachtelijke hypoglykemieën
Patiënten die al behandeld worden met insuline, kunnen een … ontwikkelen wanneer ze te weinig insuline krijgen.
Ketoacidose
Onder beta-lactam-anibiotica vallen 3 groepen:
Penicillinen
Cefalosporinen
Carbapenems
Cefazoline =
Cefalosporine
Cefuroxime =
Cefalosporine
Ceftriaxon =
Cefalosporine
Doxycycline =
Tetracycline
Gentamicine =
Aminoglycoside