Mea culpa Flashcards
referre
referro, -tuli, -latum: terugbrengen
casus
casus: val, voorval, toeval, gevaar
reddere
reddo, reddidi, redditum: teruggeven
superus
supera, superum: zich boven bevindend
aura
aurae: briesje, adem, lucht
sequi
sequor, secutus sum: volgen
namque
(nev vgw.): want, immers
quidem
(bijwoord): weliswaar, althans
scire
scio, scivi, scitum: weten
resistere
resisto, restiti,-: blijven staan
heu
(tussenwerpsel): ach, helaas
vincere
vinco, vici, victum: overwinnen
ibi
(bijwoord): daar, op dat moment
effundere
effundo, effudi, effusum: uitgieten, verkwisten, laten varen, loslaten
labor
laboris (ml.): werk, moeite, inspanning
rumpere
rumpo, rupi, ruptum: (ver)breken
evadere
evado, evasi, evasum: onstnappen
pone
(bijwoord): achteraan
Proserpina
proserpinae: proserpina (vrouw van Hades)
subitus
subita, subitum: plotselinge, plotse
incautus
incauta, incautum: onvoorzichtig, nietsvermoedend
dementia
dementiae: dwaasheid, waanzin
amans
amantis: geliefde
ignoscere
ignosco, ignovi, ignotum: verontschuldigen, vergeven
manes
manium: de schimmen
immemor
immemor, immemor (gen.: immemoris): zonder nadenken, onnadekend
respicere
respicio, respexi, respectum: omkijken
immitis
immitis, immite: hard, harteloos
tyrannus
tyranni: tiran, heerser
foedus
foederis: verdrag, verbond, afspraak
ter
(bijwoord): driemaal
fragor
fragoris: gedaver
stagnum
stagni: stilstaand water, meer
Avernus
Averna, Avernum: van Avernus (meer in de onderwereld)
