Eurydice's reactie

Question 1

quis?

Answer 1

quis?, quid?: wie? wat?

Question 2

inquit

Answer 2

hij/zij zegt, hij/zij zei

Question 3

miser

Answer 3

misera, miserum: ongelukkig

Question 4

tantus

Answer 4

tanta, tantum: zo groot, zoveel

Question 5

furor

Answer 5

furoris (ml.): razernij, waanzin

Question 6

iterum

Answer 6

(bijwoord): opnieuw, nog een keer

Question 7

crudelis

Answer 7

crudelis, crudele: wreed

Question 8

fatum

Answer 8

fati: lot, noodlot

Question 9

vocare

Answer 9

voco, vocavi, vocatum: roepen

Question 10

condere

Answer 10

condo, condidi, conditum: stichten, opbergen (hier: sluiten)

Question 11

lumen

Answer 11

luminis: licht

Question 12

somnus

Answer 12

somni: slaap

Question 13

valere

Answer 13

valeo, valui, -: sterk zijn, gezond zijn, in staat zijn

Question 14

ingens

Answer 14

ingens, ingens (gen.: ingentis): reusachtig, onmetelijk

Question 15

circumdater

Answer 15

circumdo, circumdedi, circumdatum: omgeven

Question 16

tendere

Answer 16

tendo, tetendi, tentum/tensum: spannen, streven naar, gaan naar, uitstrekken

Question 17

palma

Answer 17

palmae: hand, palmtak

Question 18

oculus

Answer 18

oculi: oog

Question 19

subito

Answer 19

(bijwoord): plots, plotseling

Question 20

aura

Answer 20

aurae: briesje, adem, lucht

Question 21

tenuis

Answer 21

tenuis, tenue: dun, tenger, fijn

Question 22

diversus

Answer 22

diversa, diversum: uiteenlopend, verschillend

Question 23

nequiquam

Answer 23

(bijwoord): tevergeefs

Question 24

umbra

Answer 24

umbrae: schaduw

Question 25

praeterea

Answer 25

(bijwoord): bovendien, daarenboven

Question 26

amplus

Answer 26

ampla, amplum: groot, ruim, belangrijk

Question 27

amplius

Answer 27

(bijwoord): niet meer, nogmaals

Question 28

pati

Answer 28

patior, passus sum: lijden, dulden, toestaan

Question 29

transire

Answer 29

transeo, transtii, transitum: oversteken

Question 30

palus

Answer 30

paludis (vr.): moeras, poel

Question 31

perdere

Answer 31

perdo, perdidi, perditum: verliezen, ten gronde richten

Question 32

retro

Answer 32

(bijwoord): opnieuw

Question 33

natare

Answer 33

nato, natavi, natatum: zwemmen

Question 34

ivalidus

Answer 34

invalida, invalidum: krachteloos

Question 35

ceu

Answer 35

(bijwoord): zoals

Question 36

fumus

Answer 36

fumi: rook

Question 37

commiscere

Answer 37

commisceo, commiscui, commixtum: vermengen

Question 38

prensare

Answer 38

prenso, prensavi, prensatum: grijpen

Question 39

portitor

Answer 39

portitoris: veerman

Question 40

Orcus

Answer 40

orci: de onderwereld

Question 41

obicere

Answer 41

obicio, obieci, obiectum: versperren