ablatief Flashcards
1
Q
frui
A
genieten (van)
2
Q
implere
A
vullen (met)
3
Q
niti
A
steunen/leunen op
4
Q
potiri
A
bemachtigen, verkrijgen
5
Q
uti
A
gebruiken, gebruikmaken van
6
Q
vacare
A
vrij zijn van, zijn zonder
7
Q
contentus
A
tevreden (met)
8
Q
dignus
A
waard(ig)
9
Q
plenus
A
vol (van), gevuld (met)
10
Q
vacuus
A
vrij van zonder