mature verdedigingsmechanisme Flashcards

1
Q

? introjectie

A

Externe aspecten eigen maken, zodat het niet meer als een externe bedreiging overkomt, maar wel beseffen dat het van anderen komt.
Bvb: Een kind neemt de overtuigingen van zijn ouders over (“Jij moet altijd sterk zijn”) en internaliseert deze als een eigen regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Turning against the self

A

“Ik schiet te kort.”
Bvb: Iemand die boos is op een vriend maar zichzelf de schuld geeft: “Het is mijn fout, ik ben gewoon niet goed genoeg.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Identificatie

A

Externe aspecten eigen maken (toekennen aan eigen succes) (eigenwaarde), zonder dit te beseffen.
Bvb: Een stagiair neemt onbewust de spreekstijl en gewoontes van een bewonderde mentor over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Displacement

A

: Gevoelens richten naar een ander doel (object, persoon).
Bvb: Na een ruzie met de baas schreeuwt iemand thuis tegen zijn partner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Isolatie van affect:

A

Bvb: Iemand vertelt een traumatisch verhaal zonder enige emotie te tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intellectualisatie

A

= Storten op organisatie, kennis (maar geen affectie voelen), veel bla, bla = cfr. psycho babble: er komt niets substantieel naar boven.
Bvb: In plaats van verdriet te tonen na een scheiding, legt iemand analytisch uit waarom de relatie niet werkte.

> > Rationaliseren: Beargumenteren om een bepaalde situatie goed te praten.
Bvb: Iemand die te laat komt, zegt: “Het is niet erg, want de vergadering begon vast ook later.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verdringen

A

= Versprekingen cfr. Freudiaanse lapsus.
Bvb: Iemand noemt per ongeluk een ex-partner terwijl hij met zijn huidige partner praat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ongedaan maken

A

= iets goed willen maken.
Bvb: Na een ruzie met een vriend koopt iemand een duur cadeau om het “goed te maken.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

? Reactie formatie

A

Tegenovergestelde van wat men voelt beweren.
Bvb: Iemand die heimelijk jaloers is op een collega, prijst hen overdreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sublimatie

A

Negatieve energie omzetten naar positieve energie.
Bvb: Iemand die vaak boos wordt, kiest ervoor om te gaan kickboksen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

humor

A

Bvb: Iemand maakt een grapje over hun eigen ongemak om een lastige situatie luchtiger te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Regressie

A

= Tijdelijk terugvallen in de ontwikkeling.
Bvb: Een volwassen persoon die zich door stress weer kinderlijk begint te gedragen, zoals knuffels willen en om aandacht vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Compartimentalisatie

A

= Tegenstrijdigheid tussen wat men zegt/proclameert en wat men doet.
Bvb: Een politicus pleit voor familiewaarden, maar heeft zelf een buitenechtelijke relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rolomkering

A

Bv. als cliënt bij therapie, plotseling de rol van therapeut overnemen.
Bvb: Een cliënt in therapie vraagt de therapeut hoe die zich voelt en begint advies te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly