LESWEEK 4: Inside-out benadering Flashcards

1
Q

Welke 2 besluitvormingsmodellen zijn er?

A
  • Het rationele besluitvormingsmodel

- Het beperkt-rationele besluitvormingsmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar gaat het rationele besluitvormingsmodel (klassieke model) van uit?

A

Dat managers logische, rationele, economisch handelende wezens zijn die beslissingen nemen die in het beste belang van de organisatie zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee aannames liggen ten grondslag bij het rationele besluitvormingsmodel?

A
  • Managers zijn volledig geïnformeerd en handelen in een situatie van volledige zekerheid.
  • Managers zouden alternatieven evalueren op basis van rekenkundige technieken, logica en rationaliteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het beperkt-rationele besluitvormingsmodel wordt ook wel het organisationele, neoklassieke of gedragskundige model genoemd.
Waar gaat dit model van uit?

A

Het model gaat ervan uit dat mensen niet alleen rationele beslissingen nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de twee hoekstenen van het beperkt-rationele besluitvormingsmodel van Simon?

A

Het model gaat uit van begrensde rationaliteit: men kan of wil niet altijd alternatieven bedenken en tevredenstelling. Managers doorlopen niet altijd alle stappen, maar streven naar een oplossing die zorgt voor tevredenheid en zoeken niet verder als ze deze hebben gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee aannames liggen ten grondslag bij het beperkt-rationele besluitvormingsmodel?

A
  • De manager heeft incomplete informatie over de situatie waarover een beslissing genomen moet worden, en opereert dus in een toestand van onzekerheid, risico of fuzzyness
  • De beslisser neemt genoegen met het eerste alternatief dat het probleem naar tevredenheid oplost
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is de outside-in strategie op gebaseerd?

A

Op rationele principes, voorspelbaarheid en volledige handelingsvrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moet er rekening mee gehouden worden bij de outside-in strategie?

A
  • Dat men slechts deels rationeel kan zijn
  • Dat we ons in een turbulente omgeving bevinden
  • Dat omgevingsdruk de handelingsvrijheid vaak beperkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar gaat de resource based benadering van uit?

A

Bij de resource based benadering worden de kerncompetenties van de organisatie vastgesteld en wordt er gekeken wat men daar uit strategische oogpunt mee kan bereiken. De benadering gaat ervan uit dat succes van een organisatie afkomstig is van interne hulpbronnen (waardevolle, schaarse en moeilijk imiteerbare hulpbronnen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er zijn meerderen soorten interne hulpmiddelen.

Welke zijn dit?

A
  • Tastbare bezittingen (locatie, grondstoffen en machines)
  • Niet tastbare bezittingen (octrooien, patenten, software etc)
  • Kerncompetenties (unieke vaardigheden, kennis en kunde)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kerncompetenties?

A

Kerncompetenties zijn specifieke sterktes van een organisatie, waarmee deze zich kan onderscheiden van concurrenten. Het gebruik van deze competenties ligt aan de basis van het creëren van waarde door de organisatie, zowel nu als in de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was het perspectief van Hamel & Prahalad over kerncompetenties?

A

Bedrijfskundig perspectief.

Zij stellen dat kerncompetenties zeer belangrijk zijn voor de organisatie en zorgen voor duurzaam concurrentievoordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is dwingend isomorfisme?

A

Informele of formele druk vanuit andere organisaties of instanties om op een bepaalde manier te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is mimetische isomorfisme?

A

Als organisaties elkaar wegens onzekerheden nabootsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is normatief isomorfisme?

A

Door professionalisering werknemers. Bedrijven gaan op elkaar gaan lijken doordat de werknemers een zelfde manier van werken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor wordt het VRIO Framework gebruikt?

A
  • Om interne mogelijkheden en hulpmiddelen binnen de organisatie te analyseren
  • Om te kijken of ze gebruikt kunnen worden voor het creëren van duurzame concurrentievoordelen
17
Q

Waar wordt ernaar gekeken bij het gebruik van het VRIO Framework model?

A
  • Er wordt gekeken of er mogelijkheden of hulpmiddelen van een organisatie waardevol zijn (valuable)
  • Zeldzaam zijn (rare)
  • Lastig na te doen zijn (costly to imitate)
  • Ondersteund worden door organisatie (supported by organization).
18
Q

Waarom moeten middelen en mogelijkheden zeer regelmatig gecheckt worden op de VRIO aspecten?

A

Om mogelijkheden voor het creëren van duurzame concurrentievoordelen te ontdekken en zo goed mogelijk te gebruiken.