Lesson 9+10 - voc Flashcards
oud
old
cultuur, de (-turen)
culture, the
regering, de (-en)
government, the
geloven (geloofde, h. geloofd)
to believe
bestaan (bestond, h. bestaan)
to exist
kerk, de (-en)
church, the
klok, de (-ken)
clock, the
goed
Good
slecht
bad
katholiek
Catholic
protestant(s)
Protestant
lied, het (-eren)
Song, the
trouwen (trouwde, is getrouwd)
to get married
huwelijk, het (-en)
Marriage, the
zijn (was, is geweest)
to believe
denken (dacht, h. gedacht)
to think
idee, het (-ën) (in de filosofie ook de idee)
Idea, the
basis , de (-sen/bases)
Basis, the
begin, het
Beginning, the
reden, de (-en)
reason, the
oorzaak, de (-zaken)
cause, the
gevolg, het (-en)
result, the
consequentie, de (-s)
consequence, the
bestaan (bestond, h. bestaan)
to exist
waar
Where
waarheid, de (-heden)
truth, the
zeker
Certainly
verkeerd
wrong
principe, het (-s)
principle, the
woord, het (-en)
word, the
bellen
to call
telefoneren (telefoneerde, h. getelefoneerd)
to telephone/to call
telefoon, de (-s)
telephone, the
(telefoon)nummer, het (-s)
(telephone) number, the
bericht, het (-en)
Message, the
bezet
occupied
spreken
speak
gesprek, het (-ken)
conversation, the
inlichting, de (-en)
Information, the
post, de
post, the
postkantoor, het (-toren)
post office, the
brief, de (brieven)
letter, the
schrijven (schreef, h. geschreven)
to write
envelop(pe), de (enveloppen)
envelope, the
postzegel, de (-s)
stamp, the
inhoud, de
content, the
adres, het (-sen)
address, the
antwoorden
to answer
antwoord, het (-en)
answer, the
sturen (stuurde, h. gestuurd)
to send
radio, de (-‘s)
Radio, the
televisie , de (-s)
television, the
programma, het (-‘s)
program, the
nieuws, het
news, the
film, de (-s)
Film, the
radio, de (-‘s)
Radio, the
televisie , de (-s)
television, the
tv, de (-‘s)
TV, the
foto, de (-s)
Photo, the
film, de (-s)
Film, the
informatie, de
Information, the
krant, de (-en)
newspaper, the
blad, het (-en)
page, the
nummer, het (-s)
number, the
lezen (las, h. gelezen)
to read
artikel, het (-en/-s)
Article, the
boek, het (-en)
book, the
titel, de (-s)
Title, the
inhoud, de
content, the
bladzijde, de (-n/-s)
page, the
pagina, de (-‘s)
page, the
tekst, de (-en)
text, the
deel, het (delen)
part, the / the share
bericht, het (-en)
Message, the
informatie, de
Information, the
letter, de
letter, the
(computer)programma, het (-‘s)
(Computer) Program, the
fabriek, de (-en)
factory, the
machine, de (-s)
Machine, the
hand, de (-en)
Hand, the
kantoor, het (-toren)
office, the
aanwezig
present
afwezig
absent
assistent, de (-en)
assistant, the
telefoon, de (-s)
telephone, the
brief, de (brieven)
letter, the
organiseren (organiseerde, h. georganiseerd)
to organise
markt, de (-en)
market, the
bedrijf, het (-drijven)
company, the
directeur , de (-en/-s)
director, the
kopen (kocht, h. gekocht)
to buy
verkopen (verkocht, h. verkocht)
to sell
artikel, het (-s/-en)
Article, the
versturen (verstuurde, h. verstuurd)
to send
rekening, de (-en)
account, the
klant, de (-en)
customer, the
duur
expensive
goedkoop
cheap
kosten (kostte, h. gekost)
to cost
geld, het
money, the
verdienen (verdiende, h. verdiend)
to earn
tellen (telde, h. geteld)
to count
bank, de (-en)
bank, the
betalen (betaalde, h. betaald)
to pay
verzekering, de (-en)
insurance, the
aantal, het (-len)
number, the (-len)
veel
a lot of
weinig
few
beetje, het
little, the
hoeveel (telw)
how much (telw)
groep, de (-en)
group, the
pak, het (-ken)
Pakc, the
stuk, het (-ken)
piece, the