lesson 4 hfd. 2 Flashcards
1
Q
abs
A
buikspieren
2
Q
bolster
A
versterken
3
Q
bout
A
uitbarsting
4
Q
contorted
A
verwrongen, vertrokken
5
Q
despicable
A
walgelijk
6
Q
dial
A
bellen
7
Q
digestion
A
spijsvertering
8
Q
disperse
A
verspreiden
9
Q
divergent
A
uiteenlopend
10
Q
elated
A
superblij
11
Q
flap
A
wapperen
12
Q
geriatric
A
betreffende ouderen
13
Q
guffaw
A
geschater
14
Q
insomnia
A
slapeloosheid
15
Q
nondescript
A
onopvallend
16
Q
raging
A
zwaar (figuurlijk)
17
Q
raucous
A
rauw
18
Q
reclaim
A
terugkrijgen
19
Q
simulate
A
nabootsen
20
Q
spawn
A
voortbrengen
21
Q
spinal
A
betreffende de ruggengraat
22
Q
tee-hee
A
zacht gegiechel
23
Q
titter
A
giechelen
24
Q
in unison
A
gezamenlijk
25
Q
vile
A
zeer slecht