lesson 3 hfd. 2 Flashcards
1
Q
address
A
aanpakken
2
Q
administrator
A
iemand van de leiding
3
Q
alienated
A
vervreemd
4
Q
beyond
A
verder dan
5
Q
bonding
A
binding
6
Q
capture
A
vangen/in beeld brengen
7
Q
circulate
A
verspreiden
8
Q
cohesion
A
eenheid
9
Q
compassionate
A
meelevend en begripvol
10
Q
conduct
A
leiden
11
Q
court
A
rechtbank
12
Q
dignity
A
waardigheid
13
Q
endure
A
verdragen
14
Q
fellowship
A
gezelschap
15
Q
findings
A
conclusies (van een onderzoek)
16
Q
foster
A
bevorderen
17
Q
gesture
A
gebaar
18
Q
guidelines
A
richtlijnen
19
Q
hostile
A
vijandig
20
Q
merry
A
vrolijk
21
Q
mitigate
A
verzachten
22
Q
overly
A
zeer
23
Q
pun
A
woordspeling
24
Q
self-deprecating
A
met zelfspot
25
Q
behandeling
A
treatment
26
Q
doel
A
cause