lesson 4 hfd. 1 Flashcards
1
Q
acquire
A
krijgen
2
Q
additionally
A
bovendien
3
Q
address
A
aanspreken
4
Q
adversity
A
tegenslag
5
Q
affect
A
invloed hebben op
6
Q
charitable
A
liefdadigheids
7
Q
consent
A
goedkeuring
8
Q
counter
A
weerleggen, tegenaan, tegenspreken
9
Q
credibility
A
geloofwaardigheid
10
Q
disability
A
beperking, hadicap
11
Q
dispute
A
bestrijden
12
Q
distinguish
A
onderscheid maken, onderscheiden
13
Q
elaborate
A
uitgebreid/dieper ingaan op
14
Q
implement
A
uitvoeren
15
Q
longevity
A
lang(er) lever
16
Q
percieve
A
waarnemen, zien
17
Q
pull in
A
binnenhalen
18
Q
resilience
A
veerkracht
19
Q
scope
A
omvang
20
Q
sustainable
A
duurzaam
21
Q
tailerod
A
op maat/gericht
22
Q
valid
A
geldig
23
Q
aankondigen
A
announce
24
Q
bloeiend/welvarend
A
thriving
25
Q
de moeite waard
A
rewarding