lesson 1 hfd. 2 Flashcards
1
Q
accomplish
A
volbrengen
2
Q
alternate
A
afwisselen
3
Q
arbitary
A
willekeurig
4
Q
baffled
A
stomverbaasd
5
Q
bland
A
mild
6
Q
comprehensive
A
veelomvattend, uitgebreid
7
Q
conduct
A
uitvoeren
8
Q
counterpart
A
ambtsgenoot
9
Q
crack down on
A
met harde hand optreden tegen
10
Q
denigrating
A
kleinerend
11
Q
dub
A
bestempelen als
12
Q
edit
A
bewerken
13
Q
explore
A
onderzoeken
14
Q
gig
A
eenmalig (muziek)optreden
15
Q
illegible
A
onleesbaar
16
Q
punctual
A
op tijd aanwezig
17
Q
remorse
A
spijt
18
Q
reside
A
wonen (formeel)
19
Q
resolute
A
vastberaden
20
Q
sample
A
steekproef
21
Q
self-deprecation
A
zelfspot
22
Q
self-disparaging
A
zelfspottend
23
Q
subtract
A
aftrekken (van getallen)
24
Q
topic
A
onderwerp
25
Q
trait
A
trek
26
Q
verbal
A
mondeling, verbaal