lesson 3 hfd. 1 Flashcards
1
Q
advocate
A
pleiten voor
2
Q
aspire
A
streven
3
Q
bunch of
A
groep (mensen)
4
Q
confirmation
A
bevestiging
5
Q
controversial
A
omstreden, controversieel
6
Q
derive from
A
ontlenen aan
7
Q
deteriorate
A
verslechteren
8
Q
devoted
A
toegewijd
9
Q
displaced
A
ontheemd
10
Q
empathy
A
inlevingsvermogen
11
Q
empowerment
A
zelfredzaamheid
12
Q
envoy
A
afgezant
13
Q
funds
A
geldmiddelen
14
Q
heir(ess)
A
erfgenaam, erfgename
15
Q
humbling
A
vernederend
16
Q
inextricably
A
onlosmakelijk
17
Q
intervene
A
tussenbeide komen
18
Q
legislator
A
wetgever
19
Q
plight
A
benarde positie, situatie
20
Q
persume
A
aannemen
21
Q
stereotype
A
vooringenomen idee
22
Q
strive
A
streven
23
Q
suburban
A
voorstedelijk, in een voorstad