Lesdag 1 Flashcards

1
Q

Hoe noem je het kijken naar processen op verschillende niveaus?

A

Aggregatieniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noem je het als je mensen kleine delen van het productieproces laat uitvoeren?

A

Arbeidsdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de aspecten van procesmanagement

A
  1. Organisatie
  2. Normen en regels
  3. Input en output
  4. Informatie en communicatie
  5. Tijd
  6. Plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noem je het automatisch maken van processen of taken?

A

Automatisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noem je het analyseren van een proces waar alleen in- en output zichtbaar zijn?

A

Blackboxbenadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de aggregatieniveaus van hoog naar laag (6)

A
  1. Branchniveau
  2. Bedrijfstakniveau
  3. Organisatieniveau
  4. Afdelingsniveau
  5. Procesniveau
  6. Deelprocesniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noem je het vasthouden van geboekte resultaten?

A

Borgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is onderdeel van een of meerdere processen?

A

Deelproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de fasen van procesmanagement (6)

A
  1. Herkennen
  2. Analyseren
  3. (Her)ontwerpen
  4. Implementeren
  5. Afstemmen
  6. (bij/be)sturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noem je het het vaststellen waar een proces begint en eindigt?

A

Herkennen van het proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de zachte vaardigheden van het proces?

A

Afstemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doe je tijdens het (bij/be)sturen?

A

Monitoren of het proces nog voldoet aan de juiste criteria en- of de output nog gewenste output oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt gebruikt als hulpmiddel voor bedrijven om kwaliteit van processen en uitkomsten te beheersen?

A

Kwaliteitsmanagementsysteem (KMS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de stappen van de demping-cirkel (wiel van continue verbetering)

A
  1. Plan
  2. Do
  3. Check
  4. Act
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe noem je het nadenken over kwaliteitsmanagement wat zorgt voor een vast doel van het gehele bedrijf om kwaliteit continue te verbeteren?

A

Lean production

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe noem je activiteiten die bijdragen aan het bijsturen van de interne goederenstroom?

A

Materials Management

17
Q

Benoem de activiteiten behorend bij Materials management (6)

A
  1. Prognose maken
  2. Opstellen van productieplannen
  3. Afhandeling klantenorders
  4. Kiezen van leveranciers
  5. Interne logistiek
  6. Assemblage plannen
18
Q

Hoe noem je processen die vanzelf tot stand komen en zichzelf in stand houden?

A

Natuurlijke processen

19
Q

Wat is een proces?

A

Een aaneenschakeling van stappen (fasen).

Opeenvolging van gebeurtenissen, met begin en een eind.

20
Q

Waaruit bestaan processen? (7)

A
  1. Fasen
  2. In- en output
  3. Gewenst of ongewenste output
  4. Dynamisch
  5. Transformatie of verandering
  6. Natuurlijke of onnatuurlijke processen
  7. Continue of discontinue
21
Q

Wat voegt direct waarde toe aan een product of dienst?

A

Primaire processen

22
Q

Wat is ondersteunend aan een primair proces?

A

Ondersteunende processen

23
Q

Hoe noem je processen die gaan over het aansturen of controleren van processen?
(plannen, controleren, evalueren, bijsturen)

A

Bestuurlijke processen (managementprocessen)

24
Q

Wat zorgt ervoor dat processen op elkaar worden afgestemd en processen worden verbeterd?

A

Procesmanagement

25
Q

Waar wordt procesmanagement op toegepast? (7 mogelijkheden)

A
  1. Doorvoeren van reorganisatie
  2. Ontwikkelen van nieuw product
  3. Veroveren van een nieuwe markt
  4. Opheffen van eenzaamheid van ouderen
  5. Ontwikkelen van beleid, dat beschikbaarheid van de randstad verbeterd
  6. Verzelfstandigen van overheidsdienst
  7. Gebiedsontwikkeling
26
Q

Wat zijn voordelen van procesmanagement? (7)

A
  1. Brengen activiteiten en onderlinge relaties in kaart
  2. Zorgt voor begrip bij betrokkenen
  3. Problemen en oorzaken beter lokaliseren
  4. Processen kunnen makkelijker worden verbeterd
  5. Zorgt voor betere afstemming tussen deelprocessen
  6. Biedt mogelijkheid tot benchmarking
  7. Laat zien welke activiteiten waarde toevoegen
27
Q

Wie er er verantwoordelijk voor het afstemmen van informatiebehoefte en het beoordelen en controleren van prestaties?

A

Procesmanager

28
Q

Noem vier soorten managers

A
  1. Productiemanager
  2. Kwaliteitsmanager
  3. Programmamanager
  4. Gebiedsontwikkelaar
29
Q

Wat zijn de verantwoordelijkheden van een productiemanager? (5)

A
  1. Toezicht houden op productieproces
  2. Opstellen van productiesschema’s
  3. Waarborgen van kwaliteit
  4. Uitwerken van benodigde personele en materiële middelen
  5. Onderhoudsverantwoordelijke (contact met leveranciers)
30
Q

Welke 5M’n stemt de productiemanager zo optimaal mogelijk op elkaar af?

A
  1. Mensen
  2. Machines
  3. Methodes
  4. Materialen
  5. Money
31
Q

Wat zijn onderdelen van Materials management? (6)

A
  1. Prognose maken
  2. Opstellen productieplannen
  3. Afhandeling krantenorders
  4. Kiezen van leveranciers
  5. Interne logistiek
  6. Assemblage plannen
32
Q

Wie is er verantwoordelijk voor het doorvoeren van procesverandering in complexe situaties met grote impact op bestaande organisatie?

A

Programmamanager

33
Q

Benoem voorbeelden van programma’s waar een programmamanager verantwoordelijk voor zou kunnen zijn

A
  1. Onduidelijkheid over bedrijfsdoelen
  2. Verandering met grote impact
  3. Veel risico’s verbonden met doorvoeren van verandering
  4. Meerdere onderlinge activiteiten en projecten nodig om de verandering door te voeren

Complexe projecten met veel impact zijn de verantwoordelijkheid van een programmamanager

34
Q

Hoe noem je belanghebbende van een proces die behoren tot de directe omgeving?

A

Stakeholders

35
Q

Welke vragen zijn belangrijk om te stellen tijdens een analyse

A
  1. Wie zijn er bij betrokken?
  2. Wat zijn hun rollen?
  3. Wat zijn hun belangen?
  4. Wie zijn probleemeigenaren?
  5. Wat behoort tot de omgeving?
  6. Wat zijn omgevingsinvloeden?
36
Q

Hoe noem je het als een verandering plaatsvindt tijdens het proces?

A

Transformatie

37
Q

Welke transformatiemogelijkheden zijn er? (5)

A
  1. Veranderen van uiterlijke vorm
  2. Veranderen van chemische aard
  3. Verplaatsing
  4. Opslag
  5. Behandeling