Les 9 Antidoping Flashcards
Wat zijn de criteria die moeten worden vervuld om een stof op de dopinglijst te plaatsen volgens het anti-dopingbeleid?
Om een stof op de dopinglijst te plaatsen volgens het anti-dopingbeleid moeten er doorgaans aan twee van de volgende drie criteria worden voldaan:
Prestatie bevorderend karakter: Als een stof aantoonbaar het prestatievermogen van een atleet verbetert, kan dit een reden zijn om de stof als doping te beschouwen. Het gebruik van stoffen die de prestaties verhogen, is een overtreding van het anti-dopingbeleid. Gezondheidsrisico voor de sporter: Als het gebruik van een stof een aanzienlijk gezondheidsrisico met zich meebrengt voor de sporter, kan dit ook leiden tot plaatsing op de dopinglijst. De bescherming van de gezondheid van atleten is een belangrijk doel van anti-dopingmaatregelen. Imago van de sport: Als het gebruik van een bepaalde stof het imago van de sport schaadt of in diskrediet brengt, kan dit eveneens een reden zijn om de stof op de dopinglijst te plaatsen. Het handhaven van de integriteit en het positieve imago van de sport is een cruciaal aspect van anti-dopingbeleid.
Als een stof aan minstens twee van deze criteria voldoet, wordt deze vaak als doping beschouwd en opgenomen in de officiële dopinglijst.
Waarom werd tramadol, een zware pijnstiller, aanvankelijk niet beschouwd als doping in de zaak van Quintana?
: In de zaak van wielrenner Nairo Quintana werd tramadol, een zware pijnstiller, aanvankelijk niet beschouwd als doping omdat het niet op de dopinglijst stond op het moment van het incident. Dopinglijsten worden regelmatig herzien en bijgewerkt, en nieuwe stoffen worden toegevoegd naarmate er meer informatie en bewijs beschikbaar komt over hun prestatiebevorderende of gezondheidsrisico’s.
Tramadol werd later op de dopinglijst geplaatst nadat er voldoende bewijs en onderzoek was uitgevoerd om aan te tonen dat het prestatiebevorderend zou kunnen zijn en potentieel gezondheidsrisico’s met zich meebracht voor sporters. Het feit dat tramadol in 2024 op de dopinglijst werd geplaatst, betekent dat sporters die deze stof gebruiken zonder medische noodzaak na die datum onderworpen zouden zijn aan de dopingregels en mogelijke sancties.
Dit benadrukt het belang van regelmatige herziening van dopinglijsten om ervoor te zorgen dat nieuwe en potentieel schadelijke stoffen worden aangepakt volgens het anti-dopingbeleid.
Welke entiteiten in België zijn bevoegd voor sport, en hoeveel nationale antidopingorganisaties zijn er in België?
Flashcard 75:
Vraag: Wat zijn de criteria die moeten worden vervuld om een stof op de dopinglijst te plaatsen volgens het anti-dopingbeleid?
Antwoord: Om een stof op de dopinglijst te plaatsen volgens het anti-dopingbeleid moeten er doorgaans aan twee van de volgende drie criteria worden voldaan:
Prestatie bevorderend karakter: Als een stof aantoonbaar het prestatievermogen van een atleet verbetert, kan dit een reden zijn om de stof als doping te beschouwen. Het gebruik van stoffen die de prestaties verhogen, is een overtreding van het anti-dopingbeleid. Gezondheidsrisico voor de sporter: Als het gebruik van een stof een aanzienlijk gezondheidsrisico met zich meebrengt voor de sporter, kan dit ook leiden tot plaatsing op de dopinglijst. De bescherming van de gezondheid van atleten is een belangrijk doel van anti-dopingmaatregelen. Imago van de sport: Als het gebruik van een bepaalde stof het imago van de sport schaadt of in diskrediet brengt, kan dit eveneens een reden zijn om de stof op de dopinglijst te plaatsen. Het handhaven van de integriteit en het positieve imago van de sport is een cruciaal aspect van anti-dopingbeleid.
Als een stof aan minstens twee van deze criteria voldoet, wordt deze vaak als doping beschouwd en opgenomen in de officiële dopinglijst.
Flashcard 76:
Vraag: Waarom werd tramadol, een zware pijnstiller, aanvankelijk niet beschouwd als doping in de zaak van Quintana?
Antwoord: In de zaak van wielrenner Nairo Quintana werd tramadol, een zware pijnstiller, aanvankelijk niet beschouwd als doping omdat het niet op de dopinglijst stond op het moment van het incident. Dopinglijsten worden regelmatig herzien en bijgewerkt, en nieuwe stoffen worden toegevoegd naarmate er meer informatie en bewijs beschikbaar komt over hun prestatiebevorderende of gezondheidsrisico’s.
Tramadol werd later op de dopinglijst geplaatst nadat er voldoende bewijs en onderzoek was uitgevoerd om aan te tonen dat het prestatiebevorderend zou kunnen zijn en potentieel gezondheidsrisico’s met zich meebracht voor sporters. Het feit dat tramadol in 2024 op de dopinglijst werd geplaatst, betekent dat sporters die deze stof gebruiken zonder medische noodzaak na die datum onderworpen zouden zijn aan de dopingregels en mogelijke sancties.
Dit benadrukt het belang van regelmatige herziening van dopinglijsten om ervoor te zorgen dat nieuwe en potentieel schadelijke stoffen worden aangepakt volgens het anti-dopingbeleid.
Flashcard 77:
Vraag: Welke entiteiten in België zijn bevoegd voor sport, en hoeveel nationale antidopingorganisaties zijn er in België?
Antwoord: In België zijn er verschillende entiteiten bevoegd voor sport, omdat sport in België verdeeld is over gemeenschappen en gewesten. Er zijn in totaal vier nationale antidopingorganisaties (NADO’s) in België, elk bevoegd voor een specifieke gemeenschap of gewest:
Vlaamse Gemeenschap (VG): De VG heeft haar eigen antidopingorganisatie en regelgeving in overeenstemming met het Vlaams decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening. Deze organisatie is verantwoordelijk voor dopingcontroles en antidopingprogramma's in de Vlaamse sportgemeenschap. Franse Gemeenschap (FG): De FG heeft haar eigen antidopingorganisatie en decreet betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan in de Franse Gemeenschap. Deze organisatie is verantwoordelijk voor dopingcontroles en antidopingprogramma's in de Franstalige sportgemeenschap. Duitstalige Gemeenschap (DG): De DG heeft ook haar eigen antidopingorganisatie en decreet ter voorkoming van gezondheidsschade bij sportbeoefening. Deze organisatie is verantwoordelijk voor dopingcontroles en antidopingprogramma's in de Duitstalige sportgemeenschap. Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Brussel): Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft zijn eigen antidopingordonnantie en organisatie voor de promotie van gezondheid bij sportbeoefening en de preventie van doping. Deze organisatie is verantwoordelijk voor dopingcontroles en antidopingprogramma's in het Brussels gewest.
Elke NADO opereert onafhankelijk binnen zijn respectievelijke bevoegdheidsgebied en is verantwoordelijk voor het handhaven van de antidopingregels en -voorschriften in overeenstemming met de wetgeving van de betreffende gemeenschap of gewest.
Wat hield het decreet van 27 maart 1991 betreffende medisch verantwoorde sportbeoefening in?
Het decreet van 27 maart 1991 betreffende medisch verantwoorde sportbeoefening (MVS) was een belangrijk decreet in België met betrekking tot de bestrijding van doping in de sport. Enkele belangrijke kenmerken en inhoud van dit decreet waren:
Internationale samenwerking: Het decreet was in overeenstemming met de Anti Doping Convention van de Raad van Europa uit 1989. Deze conventie streefde naar meer samenwerking en harmonisatie in de strijd tegen doping in de sport. Doelstellingen: Het decreet had als basisopties het integreren, responsabiliseren en depenaliseren van dopingbestrijding in de sport. Depenaliseren betekende dat er geen strafrechtelijke vervolging zou zijn voor sporters, maar in plaats daarvan tuchtrechtelijke of disciplinaire maatregelen. Sportmedische keuring: Het decreet voorzag in sportmedische keuringen en leeftijdsgrenzen voor sporters. Disciplinaire organen: Het decreet richtte disciplinaire organen op, zoals de Disciplinaire Commissie MVS en de Disciplinaire Raad MVS, om te oordelen over dopingzaken. Strafbepalingen: Er waren strafsancties voor sporters die schuldig werden bevonden aan dopingpraktijken, waaronder een verbod op deelname aan sportevenementen, administratieve geldboetes en kosten. Bij herhaling binnen twee jaar werden de termijnen verdubbeld.
Dit decreet was van groot belang voor de bestrijding van doping in de sport in België en vormde de basis voor het anti-dopingbeleid in de Vlaamse Gemeenschap.
Hoe bepaalde het decreet van 27 maart 1991 de strafbepalingen voor sportbeoefenaars die schuldig werden bevonden aan dopingpraktijken?
Het decreet van 27 maart 1991 betreffende medisch verantwoorde sportbeoefening (MVS) bepaalde strafbepalingen voor sportbeoefenaars die schuldig werden bevonden aan dopingpraktijken. Deze strafbepalingen omvatten:
Verbod op deelname aan sportmanifestaties en georganiseerde voorbereiding: Sportbeoefenaars die schuldig werden bevonden aan dopingpraktijken konden worden verboden deel te nemen aan sportevenementen en georganiseerde voorbereidingen voor een periode van 3 maanden tot 2 jaar, afhankelijk van de ernst van de inbreuk. Administratieve geldboete: Meerderjarige sportbeoefenaars konden worden onderworpen aan administratieve geldboetes, met een maximum van 25.000 euro. Gedeelte van de kosten: Sportbeoefenaars konden ook worden verplicht om een deel van de kosten met betrekking tot de dopingcontroles en procedures te dragen. Herhaling binnen twee jaar: Bij herhaling van dopingpraktijken binnen twee jaar werden de opgelegde termijnen voor verbod op deelname en geldboetes verdubbeld. Uitstel van tenuitvoerlegging: Bij de eerste inbreuk kon de tenuitvoerlegging van straffen (gedeeltelijk of volledig) worden uitgesteld.
Deze strafbepalingen waren bedoeld om doping in de sport te ontmoedigen en sportbeoefenaars verantwoordelijk te houden voor hun gedrag met betrekking tot dopingpraktijken.
Wat is de betekenis van “depenalisering van dopinggebruik” in de context van het Belgische anti-dopingbeleid?
Depenalisering van dopinggebruik” verwijst naar het beleid waarbij het gebruik van doping door sportbeoefenaars niet langer strafrechtelijk wordt vervolgd, maar in plaats daarvan onderworpen is aan tuchtrechtelijke of disciplinaire maatregelen. In België werd de depenalisering van dopinggebruik geïntroduceerd als onderdeel van het decreet van 27 maart 1991 betreffende medisch verantwoorde sportbeoefening (MVS).
Onder de depenalisering van dopinggebruik:
Sportbeoefenaars die schuldig werden bevonden aan dopinggebruik zouden niet langer strafrechtelijk worden veroordeeld. In plaats daarvan zouden disciplinaire maatregelen worden genomen, zoals verboden op deelname aan sportmanifestaties, administratieve geldboetes en andere tuchtrechtelijke sancties. De nadruk lag op het responsabiliseren van sportbeoefenaars en het toepassen van disciplinaire maatregelen in overeenstemming met het Vlaamse decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening. De strafrechtelijke vervolging bleef echter van kracht voor personen die doping aan sporters toedienden, verhandelden of anderszins betrokken waren bij dopingpraktijken buiten de sportbeoefenaars zelf.
De depenalisering van dopinggebruik had tot doel doping in de sport te bestrijden en sportbeoefenaars verantwoordelijk te houden voor hun gedrag, terwijl tegelijkertijd een tuchtrechtelijk disciplinair systeem werd toegepast om inbreuken te beoordelen en te bestraffen.
Wat was de juridische saga met betrekking tot de depenalisering van dopinggebruik in het wielrennen in België?
De juridische saga met betrekking tot de depenalisering van dopinggebruik in het wielrennen in België draaide om de interpretatie van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale wetgeving en het Vlaamse decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening (MVS).
De saga omvatte de volgende belangrijke gebeurtenissen:
Wet op de Drugwet: In 2002 vonden Belgische autoriteiten verschillende dopingproducten in de woonplaats van een wielrenner. Dit leidde tot een gerechtelijk onderzoek op basis van de Belgische Drugwet, die het bezit van verboden substanties verbood. Verschoningsgrond uit MVS: De wielrenner betoogde dat hij de strafuitsluitende verschoningsgrond uit het decreet MVS kon inroepen, wat betekende dat dopingpraktijken die buiten het sportterrein plaatsvonden, niet strafrechtelijk konden worden vervolgd. Cassatie en Grondwettelijk Hof: Na een reeks gerechtelijke uitspraken, waarbij de wielrenner in beroep ging tegen strafrechtelijke veroordelingen, vroeg het openbaar ministerie het Grondwettelijk Hof om uitspraak te doen over de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Drugwet en het Vlaamse decreet MVS. Uitspraak Grondwettelijk Hof: Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat er twee mogelijke interpretaties waren. Enerzijds zou de verschoningsgrond uit het decreet ook van toepassing kunnen zijn op feiten die strafbaar waren gesteld in de Drugwet, wat een schending van de bevoegdheidsverdeling zou zijn. Anderzijds zou de verschoningsgrond alleen van toepassing kunnen zijn op de specifieke misdrijven zoals omschreven in het decreet, en niet op het loutere bezit van verboden substanties volgens de Drugwet. Hof van Beroep Antwerpen: Het Hof van Beroep in Antwerpen verklaarde de strafvordering tegen de wielrenner vervallen, en hij werd niet langer strafrechtelijk vervolgd.
Deze juridische saga wierp vragen op over de bevoegdheidsverdeling en de toepassing van strafrechtelijke sancties met betrekking tot dopinggebruik in de sport, en leidde tot debatten over hoe dopingpraktijken het beste kunnen worden bestreden.
Wat was de reactie op de depenalisering van dopinggebruik in België in de context van het anti-dopingbeleid?
De depenalisering van dopinggebruik in België, waarbij het gebruik van doping door sportbeoefenaars niet langer strafrechtelijk werd vervolgd maar onderworpen was aan tuchtrechtelijke of disciplinaire maatregelen, leidde tot enkele reacties en overwegingen in het kader van het anti-dopingbeleid:
Evolutie naar strengere sancties: Ondanks de depenalisering begon er een trend in de richting van strengere sancties voor dopinggebruik. Dit was in lijn met de inspanningen van het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) om disciplinaire sancties de voorkeur te geven boven strafrechtelijke vervolging voor sporters. Ruimere toepassing van strafsancties?: Er werd overwogen of strafsancties breder konden worden toegepast in gevallen van dopinggebruik. Dit leidde tot debatten over de vraag of strafrechtelijke vervolging effectiever kon zijn dan disciplinaire maatregelen. WADA's voorkeur voor disciplinaire sancties: WADA bleef disciplinaire sancties bepleiten als de meest geschikte reactie op dopinggebruik in de sport, omdat ze als effectiever werden beschouwd in het handhaven van de integriteit van de sport. US Rodchenkov Act (2020): In 2020 keurde de Verenigde Staten de Rodchenkov Anti-Doping Act goed. Deze Amerikaanse wetgeving gaf de Amerikaanse overheid de bevoegdheid om strafrechtelijke stappen te ondernemen in gevallen van dopingpraktijken die Amerikaanse atleten benadeelden bij internationale evenementen zoals wereldkampioenschappen en Olympische Spelen. Dit toonde aan dat sommige landen een strafrechtelijke benadering wensten te handhaven naast disciplinaire maatregelen in de strijd tegen doping.
De depenalisering van dopinggebruik had invloed op het debat over de beste benadering om doping in de sport te bestrijden, met verschillende opvattingen over de rol van strafrechtelijke sancties en disciplinaire maatregelen.
Wat is het beginsel van “non bis in idem” en hoe werd dit principe toegepast in een Belgische dopingzaak?
Het beginsel van “non bis in idem” (ook wel bekend als het beginsel van dubbele vervolging) houdt in dat een persoon niet tweemaal voor dezelfde feiten mag worden vervolgd en bestraft. In het geval van dopingzaken betekent dit dat een sporter niet zowel tuchtrechtelijk als strafrechtelijk kan worden vervolgd en bestraft voor dezelfde dopingpraktijken.
Een voorbeeld van de toepassing van dit beginsel in een Belgische dopingzaak is als volgt:
Corr. Hasselt (25/10/2012): Een sporter werd positief bevonden op bepaalde dopingstoffen, en deze stoffen werden ook thuis bij hem aangetroffen. Als reactie hierop werd hij zowel tuchtrechtelijk als strafrechtelijk gesanctioneerd. Antwerpen (25/10/2013): In een strafrechtelijke procedure werd de sporter veroordeeld. Cassatie (24/6/2014): Het Hof van Cassatie oordeelde dat de feiten die de basis vormden voor zowel de tuchtrechtelijke vervolging als de strafrechtelijke vervolging niet onlosmakelijk in tijd en ruimte met elkaar waren verbonden. Daarom werden ze niet beschouwd als identieke of substantieel dezelfde feiten, wat betekende dat het beginsel van "non bis in idem" niet van toepassing was.
In dit specifieke geval oordeelde het Hof van Cassatie dat de stoffen die in het lichaam van de sporter waren gevonden, niet noodzakelijkerwijs dezelfde stoffen waren die bij de huiszoeking waren aangetroffen. Hierdoor werd de dubbele vervolging niet als een schending van het beginsel beschouwd.
: Hoe heeft het Grondwettelijk Hof gereageerd op de kwestie van bevoegdheidsverdeling en het gelijkheidsbeginsel in dopingzaken in België?
Het Grondwettelijk Hof heeft gereageerd op de kwestie van bevoegdheidsverdeling en het gelijkheidsbeginsel in dopingzaken in België in een uitspraak op 19 oktober 2017. De kwestie betrof de vraag of de bevoegdheidsverdeling tussen federale wetgeving (Drugwet) en het Vlaamse decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening (MVS) in strijd was met de grondwettelijke beginselen.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde als volgt:
Bevoegdheidsverdelende regels: Het Hof concludeerde dat artikel 47 van het Antidopingdecreet (dat een strafuitsluitende verschoningsgrond bevatte) de bevoegdheidsverdelende regels niet schond. Dit artikel was alleen van toepassing op het Antidopingdecreet zelf en had geen betrekking op de Drugwet. Gelijkheidsbeginsel: Het Hof oordeelde dat het gelijkheidsbeginsel niet werd geschonden. Het feit dat sporters onder het MVS-decreet tuchtrechtelijk werden vervolgd en niet strafrechtelijk voor dezelfde feiten, betekende niet dat er sprake was van ongelijke behandeling. Sporters konden nog steeds strafrechtelijk worden vervolgd op basis van de Drugwet, wat betekende dat de gelijkheid voor de wet werd gehandhaafd.
Het Grondwettelijk Hof concludeerde dat de bevoegdheidsverdeling en het gelijkheidsbeginsel niet werden geschonden, en daarom bleef de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van sporters onder de Drugwet bestaan, zelfs als ze tuchtrechtelijk werden vervolgd onder het MVS-decreet. Dit oordeel bevestigde de coëxistentie van tuchtrechtelijke en strafrechtelijke sancties voor dopingpraktijken in België.
: Wat is WADA en wat is de missie van deze organisatie?
WADA staat voor de World Anti-Doping Agency (Wereld Anti-Dopingagentschap). Het werd opgericht op 10 november 1999 na de World Conference on Doping in Sport in Lausanne in februari 1999. De missie van WADA is de promotie, coördinatie en waarneming op internationale basis van de strijd tegen doping in al zijn vormen. WADA heeft als doel om doping in de sport te voorkomen en te bestrijden, zowel op nationaal als internationaal niveau.
Welke bestuursorganen zijn verantwoordelijk voor de werking van WADA?
WADA heeft verschillende bestuursorganen die verantwoordelijk zijn voor zijn werking:
WADA Foundation Board: Dit orgaan bestaat uit vertegenwoordigers van de publieke overheden en het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Het is verantwoordelijk voor het goedkeuren van de begroting en andere belangrijke beslissingen. WADA Executive Board: Dit is een kleiner orgaan binnen WADA dat verantwoordelijk is voor het dagelijkse bestuur en het nemen van operationele beslissingen. WADA Management: Het managementteam van WADA bestaat uit professionals en experts die de dagelijkse activiteiten van de organisatie coördineren en uitvoeren.
Deze bestuursorganen werken samen om de missie van WADA uit te voeren en ervoor te zorgen dat de strijd tegen doping in de sport effectief wordt gevoerd.
Wat is de Wereld Anti-Doping Code, en wat zijn enkele van de belangrijkste onderdelen ervan?
De Wereld Anti-Doping Code (WADC) is het basisdocument voor het wereldwijde antidopingbeleid en werd voor het eerst goedgekeurd tijdens de Second World Conference on Doping in 2003. Enkele van de belangrijkste onderdelen van de Code zijn:
Verboden lijst (Prohibited List): Dit is een jaarlijks bijgewerkte lijst van verboden stoffen en methoden die niet zijn toegestaan in de sport. Sporters zijn verplicht zich aan deze lijst te houden. Testing & Investigations: De Code bevat duidelijke regels en procedures voor het uitvoeren van dopingtests en onderzoeken om dopinggebruik op te sporen. Laboratories: De Code bevat richtlijnen voor antidopinglaboratoria die verantwoordelijk zijn voor het analyseren van dopingstalen. Therapeutic Use Exemptions (TUE): Deze regels leggen vast hoe sporters toestemming kunnen krijgen om verboden stoffen te gebruiken om medische redenen. Protection of Privacy and Personal Information: De Code vereist dat medische gegevens van sporters worden beschermd en vertrouwelijk worden behandeld. Code Compliance by Signatories: De Code stelt eisen aan de internationale en nationale antidopingorganisaties en sportfederaties (ondertekenaars) om de antidopingregels toe te passen. Education & Prevention: De Code benadrukt het belang van voorlichting en preventie om doping in de sport te voorkomen. Results Management: De Code omvat procedures voor het beheer van dopinggevallen, inclusief hoorzittingen en sancties.
De Wereld Anti-Doping Code vormt de basis voor het antidopingbeleid in de sport en wordt wereldwijd toegepast.
Wat is de International Convention Against Doping in Sport, en welk doel heeft deze conventie?
De International Convention Against Doping in Sport is een verdrag dat is opgesteld door de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO). Het doel van deze conventie is om dopingpreventie in de sport te bevorderen en maatregelen te nemen die consistent zijn met de Wereld Anti-Doping Code (WADC).
Enkele belangrijke aspecten van deze conventie zijn onder meer:
Het stimuleren van maatregelen om doping in de sport te voorkomen en te bestrijden. Het bevorderen van internationale samenwerking op het gebied van antidopingmaatregelen. Het beschouwen van Therapeutic Use Exemptions (TUEs) en de verboden lijst als integrale onderdelen van de conventie. Het aanmoedigen van landen om wetgeving en beleid te implementeren om doping in de sport te bestrijden.
Hoewel lidstaten van UNESCO de conventie niet rechtstreeks hebben ondertekend, zijn ze er via UNESCO toe gebonden. De conventie draagt bij aan internationale inspanningen om doping in de sport te verminderen en te voorkomen.
Wat is de rol van WADA bij dopingbestrijding in de sport?
WADA, de World Anti-Doping Agency (Wereld Anti-Dopingagentschap), speelt een belangrijke rol bij dopingbestrijding in de sport. WADA stelt regels op die worden uiteengezet in de Wereld Anti-Doping Code (WADC). Deze regels moeten worden toegepast door internationale sportfederaties, die ze opnemen in hun reglementen. Hierdoor worden ook nationale sportfederaties gebonden aan deze regels. Langs de kant van de overheid zijn Nationale Anti-Doping Organisaties (NADO’s) verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. Landen hebben zich via UNESCO verbonden om de WADA-code na te leven en te implementeren. Kortom, WADA heeft als taak de regels vast te stellen en de toepassing ervan te controleren, terwijl federaties en overheden verantwoordelijk zijn voor de naleving op nationaal en internationaal niveau.
Hoe is de bevoegdheidsverdeling voor dopingbestrijding in België geregeld?
In België is de bevoegdheidsverdeling voor dopingbestrijding complex vanwege de verschillende entiteiten en gemeenschappen. België heeft vier antidopingorganisaties (NADO’s): één voor elke gemeenschap (Vlaanderen, Wallonië, Brussel, en de Duitstalige Gemeenschap). Deze organisaties voeren hun eigen antidopingbeleid uit, maar moeten voldoen aan de regels en richtlijnen van de Wereld Anti-Doping Code (WADC), die is opgesteld door WADA. Er is een samenwerkingsakkoord gesloten tussen deze entiteiten om samen te werken en ervoor te zorgen dat het antidopingbeleid in België coherent en conform de WADC is. Hierdoor is er een uniforme definitie van een elitesporter en zijn er overeenkomsten over zaken als whereabouts en andere antidopingmaatregelen.
: Wat is het belang van het Samenwerkingsakkoord van 9 december 2011 betreffende dopingpreventie en -bestrijding in de sport in België?
Het Samenwerkingsakkoord van 9 december 2011 betreffende dopingpreventie en -bestrijding in de sport in België is van groot belang omdat het de samenwerking regelt tussen de vier antidopingorganisaties in België, namelijk die van Vlaanderen, Wallonië, Brussel, en de Duitstalige Gemeenschap. Dit samenwerkingsakkoord is tot stand gekomen om ervoor te zorgen dat het antidopingbeleid in België coherent is en in overeenstemming is met de regels van de Wereld Anti-Doping Code (WADC), opgesteld door WADA. Het akkoord omvat onder andere de uniforme definitie van een elitesporter, regels met betrekking tot whereabouts, en de coördinatie van antidopingmaatregelen in geval van dubbel lidmaatschap of woonplaats in een andere gemeenschap. Het zorgt voor een gecoördineerde aanpak van dopingbestrijding in België.
Wat zijn enkele belangrijke aspecten van het decreet van 25 mei 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport in Vlaanderen?
Het decreet van 25 mei 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport in Vlaanderen introduceerden verschillende belangrijke aspecten:
Afscheiding van dopingregelgeving: Het decreet scheidde dopingregelgeving af van andere wetgeving en introduceerde technische wijzigingen om WADA-conformiteit te waarborgen. Versterkte responsabilisering van federaties: De federaties kregen een grotere verantwoordelijkheid bij het toepassen van antidopingmaatregelen. Verfijnde whereaboutsverplichting: De whereabouts (verblijfplaatsen) van sporters werden verfijnd en geoptimaliseerd om dopingcontroles te vergemakkelijken. Biologisch paspoort: De invoering van een biologisch paspoort voor sporters om veranderingen in hun biologische parameters in de gaten te houden, wat kan wijzen op dopinggebruik. Wijzigingen in 2019: In 2019 werden enkele kleine wijzigingen aangebracht in het kader van dopingbestrijding. Wijzigingen in 2021: Er werden verdere wijzigingen doorgevoerd om meer focus te leggen op elitesporters, met name gericht op het decreet van 18 juni 2021 en het besluit van de Vlaamse Regering van 26 november 2021.
Wat zijn de 11 dopingpraktijken zoals gedefinieerd in de Vlaamse dopingwetgeving?
De Vlaamse dopingwetgeving definieert de volgende 11 dopingpraktijken:
Aanwezigheid van verboden stof of metaboliet of marker in monster: Een sporter wordt betrapt op doping als er een verboden stof, metaboliet of marker in hun monster wordt aangetroffen. Gebruik of poging tot gebruik van verboden stof of verboden methode: Hier gaat het om dopinggebruik of een poging daartoe. Ontwijken, zonder geldige reden weigeren of niet aanbieden van monstername: Sporters moeten beschikbaar zijn voor dopingcontroles en monstername. Weigeren zonder geldige reden is een overtreding. Combinatie van 3 aangifteverzuimen of gemiste dopingtests binnen 12 maanden: Sporters moeten hun whereabouts (verblijfplaatsen) opgeven en beschikbaar zijn voor dopingcontroles. Drie keer nalaten zich aan te melden of niet opdagen voor een test binnen 12 maanden is een overtreding. Bedrog of poging tot dopingcontrole (inclusief hinderen, bedrieglijke informatie geven, intimideren): Het proberen te bedriegen of hinderen van dopingcontroles, inclusief het verstrekken van valse informatie, is een overtreding. Bezit van verboden stoffen en methoden: Het bezitten van verboden stoffen of methoden voor dopinggebruik is verboden. Verhandelen of poging tot verhandelen van verboden stof of methode: Het verhandelen van verboden stoffen of methoden, of een poging daartoe, is een overtreding. Toediening of poging tot toediening van verboden stof of methode: Het toedienen van een verboden stof of methode aan een sporter, of een poging daartoe, is een overtreding. Medeplichtigheid aan dopingpraktijk of poging: Het helpen of medeplichtig zijn aan dopinggebruik, of een poging daartoe, is een overtreding. Verboden samenwerking: Samenwerken met een persoon die geschorst is wegens dopingpraktijken kan leiden tot schuld aan dopingpraktijk. Ontmoedigen, bedreigen of represailles uitoefenen tegen iemand die te goeder trouw melding doet: Het ontmoedigen, bedreigen of wraak nemen tegen iemand die te goeder trouw een melding doet met betrekking tot doping is ook verboden.
Wat zijn de twee belangrijkste categorieën van verboden stoffen en methoden volgens de WADA-code?
De twee belangrijkste categorieën zijn specifieke stoffen en methoden versus niet-specifieke stoffen en methoden.
Welke categorieën vallen onder “Verboden op elk ogenblik” volgens de WADA-code?
Verboden op elk ogenblik omvatten niet-goedgekeurde stoffen, anabole middelen, peptidehormonen, groeifactoren, bèta-2-agonisten, hormonale en metabole modulatoren, diuretica, maskerende middelen, en bepaalde methoden zoals manipulatie van bloed en gen- en celdoping.
Welke categorie valt onder “Verboden binnen wedstrijdverband” volgens de WADA-code?
Verboden binnen wedstrijdverband omvatten stimulantia (zoals cocaïne), narcotica, cannabinoïden en glucocorticoïden.