Les 3 EU Context Flashcards

1
Q

: Wat is TPO en waarom heeft Seraing het TPO-verbod overtreden?

A

TPO staat voor “Third Party Ownership” en verwijst naar bepaalde financiële constructies waarbij derde partijen, zoals investeerders, de economische rechten van voetballers geheel of gedeeltelijk bezitten. Seraing heeft het TPO-verbod overtreden door deel te nemen aan dergelijke financiële constructies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stappen heeft Seraing ondernomen om de sancties opgelegd door FIFA aan te vechten?

A

Seraing heeft de sancties aangevochten door te betogen dat het FIFA-verbod op TPO in strijd is met Europees recht, met name met betrekking tot het vrij verkeer, vrij verkeer van kapitaal en mededingingsrecht. Ze startten een procedure bij FIFA, beroepen zich op TAS/CAS en uiteindelijk bij de Zwitserse federale rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom kon de Belgische rechter zich niet meer uitspreken over de zaak na de beslissing van het Hof van Beroep Brussel?

A

Het Hof van Beroep Brussel oordeelde dat de arbitrale beslissing van TAS/CAS en de Zwitserse federale rechter gezag van gewijsde had. Hierdoor kon de Belgische rechter zich niet meer over de zaak uitspreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de twee prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ)? Seraing

A

De twee prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het HvJ betreffen de geldigheid van het TPO-verbod en de sancties opgelegd door FIFA, evenals procedurele aspecten, zoals de bevoegdheid van CAS om uitspraken te doen en de verhouding van deze uitspraken tot het EU-recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de twee prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) in de zaak Seraing?

A

De twee prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het HvJ in de zaak Seraing hebben betrekking op de verenigbaarheid van het gezag van gewijsde van een arbitrale beslissing en de bewijswaarde ervan wanneer de controle op de verenigbaarheid met het Unierecht wordt uitgevoerd door een rechtbank die geen lid is van de Europese Unie en die niet bevoegd is om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vier vrijheden van de interne markt van de Europese Unie?

A

De vier vrijheden van de interne markt van de Europese Unie zijn het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

: Welke van de vier vrijheden is met name relevant voor de sport?

A

Met name het vrij verkeer van werknemers is relevant voor de sport, maar in gevallen waarin een sporter als zelfstandige actief is, kan ook het vrij verkeer van diensten van belang zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de twee belangrijkste categorieën binnen vrij verkeer van personen in de context van sport?

A

De twee belangrijkste categorieën binnen vrij verkeer van personen in de context van sport zijn werknemers (bijvoorbeeld professionele voetballers) en zelfstandigen/dienstverrichters (bijvoorbeeld professionele tennisspelers).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het vereiste economische element voor vrij verkeer van werknemers of dienstverrichters in de sport?

A

Het vereiste economische element houdt in dat de sporter betrokken is bij een economische activiteit, zoals professionele sportbeoefening, waarbij sprake is van contracten, betalingen, of enige vorm van commerciële activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke onderdanen komen in aanmerking voor vrij verkeer binnen de Europese Unie?

A

Vrij verkeer binnen de Europese Unie is van toepassing op onderdanen van de 27 lidstaten van de Europese Unie. Het geldt niet automatisch voor onderdanen van derde landen, tenzij er bilaterale akkoorden tussen de EU en die derde landen bestaan die specifieke regelingen bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

: Wat is het vereiste grensoverschrijdende element voor vrij verkeer in de sport?

A

Om een beroep te kunnen doen op vrij verkeer in de sport, moet er een grensoverschrijdend element zijn, wat betekent dat de sporter betrokken is bij activiteiten of contracten die zich uitstrekken over de grenzen van nationale jurisdicties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke belangrijke zaken werden behandeld in de vroege rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot vrij verkeer in de context van sport?

A

In de vroege rechtspraak van het Hof van Justitie werden de zaken Walrave en Koch (36/74; 12/12/1974) en Donà t. Mantero (13/76; 14/07/1976) behandeld. Deze zaken betroffen respectievelijk wielersport en voetbal en gingen over de toepassing van nationale reglementen die bepaalden dat sporters dezelfde nationaliteit moesten hebben of dat alleen nationale spelers mochten deelnemen aan nationale competities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was het standpunt van het Hof van Justitie in de zaak Walrave en Koch met betrekking tot het vrij verkeer van sporters?

A

n de zaak Walrave en Koch concludeerde het Hof van Justitie dat sportbeoefening onder het gemeenschapsrecht valt, maar alleen in zoverre het een economische activiteit vormt. Het Hof oordeelde dat de nationale reglementen die vereisten dat gangmakers en renners dezelfde nationaliteit hadden en dat er een nationale competitie was, in strijd waren met het discriminatieverbod van het vrij verkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe oordeelde het Hof van Justitie in de zaak Donà t. Mantero met betrekking tot het vrij verkeer van sporters?

A

In de zaak Donà t. Mantero oordeelde het Hof van Justitie dat regels inzake vrij verkeer zich niet verzetten tegen een regel waarbij buitenlandse spelers van deelname aan bepaalde wedstrijden worden uitgesloten, op voorwaarde dat deze regel wordt gerechtvaardigd door niet-economische redenen die verband houden met het specifieke karakter en kader van deze wedstrijden en waarbij het uitsluitend om de sport als zodanig gaat. In het geval van Donà ging het echter niet om nationale ploegen, dus was het reglement in strijd met het vrij verkeer van werknemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat waren de feiten van de Bosman-zaak en welke aspecten van het Europees recht werden in deze zaak betwist?

A

In de Bosman-zaak was Jean-Marc Bosman een Belgische professionele voetballer die twee problemen had met betrekking tot het Europees recht. Ten eerste betrof het de transferregels die vereisten dat een transfervergoeding werd betaald, zelfs na het verstrijken van het contract. Ten tweede ging het om nationale regels die de samenstelling van voetbalploegen beperkten, met name de “3 + 2” regel die het maximumaantal buitenlandse en geassimileerde buitenlandse spelers beperkte. Deze zaken werden betwist op grond van het vrij verkeer van werknemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de drie toepassingsvoorwaarden voor het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie?

A

De drie toepassingsvoorwaarden voor het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie zijn: 1) economische activiteit, 2) onderdaan van een EU-lidstaat, en 3) grensoverschrijdend element.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat was het oordeel van het Hof van Justitie met betrekking tot de nationale regels in de Bosman-zaak die de samenstelling van voetbalploegen beperkten?

A

Het Hof van Justitie oordeelde dat de nationale regels die de samenstelling van voetbalploegen beperkten, zoals de “3 + 2” regel, een belemmering vormden voor het vrij verkeer van werknemers, maar geen discriminatie. Het Hof aanvaardde verschillende rechtvaardigingen die werden aangevoerd, maar oordeelde dat deze niet proportioneel waren en dus niet geschikt waren om het doel te bereiken. Daarom waren de regels in strijd met het vrij verkeer van werknemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke zaken bevestigden en breidden de jurisprudentie inzake het vrij verkeer van werknemers uit na de Bosman-zaak?

A

Na de Bosman-zaak bevestigden en breidden zaken zoals Kolpak (C-438/00; 08/05/2003), Simutenkov (C-265/03; 12/04/2005) en Kahveci (C-152/08; 25/07/2008) de jurisprudentie inzake het vrij verkeer van werknemers uit, met betrekking tot sport en nationale regels die de samenstelling van ploegen beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betreft de transferregels in de Bosman-zaak, waarom werden ze beschouwd als een belemmering voor het vrij verkeer van werknemers?

A

: De transferregels in de Bosman-zaak werden beschouwd als een belemmering voor het vrij verkeer van werknemers omdat ze vereisten dat een transfervergoeding werd betaald, zelfs nadat het contract van de speler was afgelopen. Dit maakte het voor spelers moeilijker om van club te veranderen en beperkte hun mogelijkheden om op de Franse voetbalmarkt te spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke rechtvaardigingsgronden werden aangevoerd om de transferregels in de Bosman-zaak te rechtvaardigen, en waarom werden ze door het Hof van Justitie afgewezen?

A

: Verschillende rechtvaardigingsgronden werden aangevoerd om de transferregels in de Bosman-zaak te rechtvaardigen, waaronder het handhaven van financieel en sportief evenwicht tussen clubs, het bevorderen van de opleiding van jonge spelers, de organisatie van voetbal op wereldniveau en het compenseren van gemaakte uitgaven. Het Hof van Justitie heeft deze rechtvaardigingsgronden afgewezen, omdat ze niet proportioneel waren en geen geschikte middelen waren om het beoogde doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

: Wat was de reactie en opvolging van de Bosman-zaak in de voetbalwereld en hoe werden de reglementen aangepast?

A

: Als reactie op de Bosman-zaak werden de FIFA-reglementen aangepast. De transferregels werden gewijzigd om de transfervergoeding na het einde van het contract af te schaffen, maar compensatie bleef van kracht zolang de speler onder contract stond. De nationaliteitsclausule werd gewijzigd in de “FIFA 6 + 5”-regel, waarbij minstens zes spelers op het veld in aanmerking moesten komen voor de nationale ploeg van het land waarin de club speelde. UEFA introduceerde ook de “Home Grown”-regel, waarbij minstens acht van de 25 spelers homegrown spelers moesten zijn, wat nog steeds onderwerp is van een uitspraak van het Hof van Justitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

: Wat is de betekenis van artikel 165 VWEU in relatie tot de Bosman-zaak en de Europese regels voor sport?

A

Artikel 165 VWEU is het artikel in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat betrekking heeft op sport. Het artikel erkent de specifieke aard van sport en de rol van sportorganisaties. Het heeft invloed op de manier waarop Europese regels voor sport worden ontwikkeld en toegepast. In de context van de Bosman-zaak en de Europese regels voor sport is het van belang omdat het de basis vormt voor de erkenning van de autonomie van sportorganisaties en de mogelijkheid om bepaalde sportregels te rechtvaardigen op grond van sportieve redenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn opleidingsvergoedingen in het kader van het voetbal en welke zaken hebben betrekking op dit onderwerp na de Bosman-zaak?

A

Opleidingsvergoedingen zijn vergoedingen die moeten worden betaald aan de opleidingsclub van een voetbalspeler wanneer deze speler de club verlaat en naar een andere club gaat. Na de Bosman-zaak hebben zaken zoals Olympique Lyonnais t. Bernard en Newcastle en Wilhelmshaven t. FIFA betrekking op het vraagstuk van opleidingsvergoedingen in het voetbal. Deze zaken hebben de complexe kwestie van opleidingsvergoedingen en hun verenigbaarheid met het EU-recht behandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt de UEFA ‘Home Grown’-regel in?

A

: De UEFA ‘Home Grown’-regel beperkt het aantal spelers dat in de A-kern van een voetbalclub mag worden opgenomen tot maximaal 25 spelers. Binnen deze 25 spelers moeten er een minimum aantal zijn dat is opgeleid door de eigen club en een minimum aantal dat is opgeleid door andere clubs in hetzelfde land. Deze regel heeft tot doel de ontwikkeling van eigen jeugdspelers te bevorderen en de integratie van spelers uit de eigen regio te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke criteria zijn er om als speler te worden beschouwd als ‘home grown’ volgens de UEFA ‘Home Grown’-regel?

A

Om als speler te worden beschouwd als ‘home grown’ volgens de UEFA ‘Home Grown’-regel, moet de speler gedurende minimaal drie seizoenen zijn aangesloten bij de club tussen de leeftijd van 15 en 21 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat was de conclusie van advocaat-generaal Szpunar in de zaak Antwerp t. KBVB met betrekking tot de UEFA ‘Home Grown’-regel?

A

Advocaten-generaal Szpunar concludeerde dat de UEFA ‘Home Grown’-regel indirecte discriminatie en belemmering van het vrije verkeer van werknemers inhield, aangezien het in de praktijk neerkwam op een soort woonplaatsvereiste. Hij benadrukte echter ook dat artikel 165 VWEU de Europese dimensie van de sport erkent en een aanvullende functie heeft in relatie tot EU-regels. Hij oordeelde dat de rechtvaardigingsgronden voor de regel, zoals jeugdopleiding en het behoud van evenwicht tussen clubs, relevant kunnen zijn, maar dat de proportionaliteit van de maatregel moest worden beoordeeld, met name met betrekking tot de definitie van ‘home grown player’ en alternatieve maatregelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de proportionaliteitstest in de context van de UEFA ‘Home Grown’-regel?

A

De proportionaliteitstest in de context van de UEFA ‘Home Grown’-regel houdt in dat wordt beoordeeld of de maatregel geschikt is om het beoogde doel te bereiken en of er geen minder belemmerende alternatieven zijn. In het geval van de ‘Home Grown’-regel moet worden beoordeeld of deze geschikt is om jeugdopleiding te bevorderen en het evenwicht tussen clubs te behouden, en of er geen alternatieve maatregelen zijn die minder belemmerend zijn maar even doeltreffend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

g: Wat hield de FIFA ‘6 + 5’-regel in?

A

De FIFA ‘6 + 5’-regel was een alternatief voor de UEFA ‘Home Grown’-regel. Deze regel hield in dat een voetbalclub bij aanvang van een wedstrijd minimaal zes spelers moest opstellen die in aanmerking konden komen voor de nationale ploeg van het land van de club. Met andere woorden, ten minste zes spelers op het veld moesten de nationaliteit hebben van het land waarin de club was gevestigd. Deze regel was in strijd met het Europese recht en werd nooit doorgevoerd.

Flashcard 52

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

: Waarom was de FIFA ‘6 + 5’-regel in strijd met het Europese recht?

A

De FIFA ‘6 + 5’-regel was in strijd met het Europese recht omdat deze regel direct discriminerend was op basis van nationaliteit. Het vereiste dat ten minste zes spelers op het veld de nationaliteit moesten hebben van het land van de club, wat een duidelijke inbreuk vormde op het principe van het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie. Het recht op vrij verkeer van werknemers betekent dat spelers uit andere EU-landen niet mogen worden gediscrimineerd op basis van hun nationaliteit bij het spelen voor een club in een ander EU-land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom werd de FIFA ‘6 + 5’-regel nooit doorgevoerd?

A

De FIFA ‘6 + 5’-regel werd nooit doorgevoerd omdat deze regel in strijd was met het Europese recht, met name het recht op vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie. Het Europees Hof van Justitie had al geoordeeld dat directe discriminatie op basis van nationaliteit niet was toegestaan in de context van sportcompetities. Als gevolg daarvan kon de FIFA ‘6 + 5’-regel niet worden geïmplementeerd omdat deze regel expliciet discriminerend was op basis van nationaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

: Wat was de kern van de zaak Olympique Lyonnais t. Bernard en Newcastle?

A

n de zaak Olympique Lyonnais t. Bernard en Newcastle ging het om de vraag of een Franse regeling die bepaalde dat jonge voetbalspelers met een opleidingscontract bij profclubs verplicht hun eerste professionele contract moesten tekenen bij de club die hen had opgeleid, verenigbaar was met het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie. Deze regeling hield in dat spelers gedurende drie jaar geen contract konden tekenen bij andere clubs in de Franse nationale voetballiga en dat ze een schadeloosstelling moesten betalen aan de opleidende club als ze dat toch deden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat was het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Olympique Lyonnais t. Bernard en Newcastle?

A

et Hof van Justitie oordeelde dat de betreffende regeling niet in strijd was met het vrij verkeer van werknemers, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Het Hof stelde dat een regeling die tot doel heeft de indienstneming en opleiding van jonge spelers aan te moedigen en die schadeloosstelling voor de opleidende club waarborgt wanneer een jonge speler een contract als professionele speler tekent bij een club in een andere lidstaat, in beginsel verenigbaar kan zijn met het Europese recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat waren de voorwaarden die het Hof van Justitie stelde voor de verenigbaarheid van de regeling met het vrij verkeer van werknemers?

A

Het Hof van Justitie stelde dat de regeling verenigbaar was met het vrij verkeer van werknemers, mits aan twee voorwaarden werd voldaan:

De regeling moet geschikt zijn om de doelstelling van het aanmoedigen van de indienstneming en opleiding van jonge spelers te waarborgen.
De regeling mag niet verder gaan dan noodzakelijk is om deze doelstelling te bereiken. Met andere woorden, de regeling moet proportioneel zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat was het specifieke punt van zorg met betrekking tot de regeling in Olympique Lyonnais t. Bernard en Newcastle?

A

Het Hof van Justitie oordeelde dat de regeling in de betreffende zaak niet in strijd was met het vrij verkeer van werknemers, mits deze regeling geschikt was om de doelstelling te bereiken en niet verder ging dan noodzakelijk was. Echter, het Hof merkte op dat de schadevergoeding in de regeling, die losstond van de werkelijke opleidingskosten, niet noodzakelijk was om de doelstelling te waarborgen. Dit betekende dat de regeling moest worden herzien om in overeenstemming te zijn met het Europese recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe werd het recht op schadevergoeding in de regeling van Olympique Lyonnais t. Bernard en Newcastle beoordeeld door het Hof van Justitie?

A

Het Hof van Justitie oordeelde dat de schadevergoeding in de regeling niet noodzakelijk was om de doelstelling van het aanmoedigen van de indienstneming en opleiding van jonge spelers te waarborgen. Het bedrag van de schadevergoeding, dat losstond van de werkelijke opleidingskosten, was niet proportioneel en moest worden herzien om in overeenstemming te zijn met het Europese recht. Dit betekende dat de regeling moest worden aangepast om een passende schadevergoeding te waarborgen die in verhouding stond tot de daadwerkelijke opleidingskosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat was het geschil in de zaak Wilhelmshaven t. FIFA?

A

In de zaak Wilhelmshaven t. FIFA betwistte een Duitse voetbalclub, Wilhelmshaven, de opleidingsvergoeding die aan FIFA moest worden betaald nadat ze een speler hadden aangetrokken. De club weigerde te betalen, wat leidde tot sancties, waaronder degradatie, opgelegd door de Duitse voetbalbond en FIFA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

: Hoe werd het geschil tussen Wilhelmshaven en FIFA beslecht?

A

Het geschil tussen Wilhelmshaven en FIFA werd aanvankelijk beslecht door de FIFA Dispute Resolution Chamber en het Court of Arbitration for Sport (TAS). Beide instanties oordeelden in het nadeel van Wilhelmshaven en bevestigden de sancties, waaronder degradatie, opgelegd door de Duitse voetbalbond en FIFA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke stappen werden ondernomen in de Duitse rechtbanken na de beslissing van FIFA en TAS? Wilhemshaven

A

Na de beslissingen van FIFA en TAS ging de zaak naar de Duitse rechtbanken. Het Oberlandesgericht Bremen oordeelde op 30 december 2014 dat de FIFA-regels in strijd waren met het vrij verkeer, omdat de vergoeding enkel gelinkt mocht zijn aan de reële kosten en niet op basis van een forfaitaire opleidingskost mocht worden berekend. Later, op 20 september 2016, heeft het Bundesgerichtshof (het Federale Hof van Justitie) geen uitspraak gedaan over het vrij verkeer en stelde het geen prejudiciële vragen, omdat het zich baseerde op de regels van de Duitse voetbalbond.

39
Q

Welke andere recente prejudiciële vragen werden genoemd?

A

Er werden twee andere recente prejudiciële vragen vermeld:

Zaak C-650/22 (Bergen, 19 september 2022, Diarra (2017/RG/167)): Deze zaak had betrekking op artikel 17 en andere bepalingen van de FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players (RSTP) met betrekking tot het verbreken van voetbalcontracten in een internationale context.
Zaak C-209/93 (Landgericht Mainz, 30 maart 2023, RRC Sports): Deze zaak had betrekking op de FIFA-regels inzake Football Agents' Regulations (FFAR), met betrekking tot makelaars en het verbreken van contracten. Het vermeldde ook dat op 1 oktober nieuwe regelgeving in werking zou moeten treden, maar vanwege verschillende nationale procedures was dit nog niet het geval in alle landen.
40
Q

Wat waren de feiten in de zaak Lehtonen (C-176/96)?

A

In de zaak Lehtonen ging het om een Finse basketballer die midden in het seizoen werd getransfereerd naar een Belgische basketbalclub. Het geschil betrof de regels en termijnen voor spelersoverdrachten in het basketbal. Deze transfer gebeurde niet volgens de regels van de basketbalfederatie, met name de transferwindows, wat leidde tot een forfaitaire score. Het geschil leidde tot een vraag aan het Hof van Justitie of deze regelgeving een belemmering vormde voor het vrij verkeer van werknemers.

41
Q

: Waarom werd in de zaak Lehtonen gesteld dat de transferwindow een belemmering vormde voor het vrij verkeer van werknemers?

A

De transferwindow beperkte de mogelijkheid van spelers om van club te veranderen tot bepaalde periodes. Hierdoor werd de mogelijkheid om van baan te veranderen beperkt tot specifieke tijdsperioden, wat als een belemmering van het vrij verkeer van werknemers werd beschouwd.

42
Q

Wat was de rechtvaardigingsgrond die werd aangevoerd voor de transferwindow in de zaak Lehtonen?

A

De rechtvaardigingsgrond die werd aangevoerd voor de transferwindow was het regelmatige verloop van de competitie. De basketbalfederatie stelde dat deze regeling noodzakelijk was om de competitie op een ordelijke manier te organiseren.

43
Q

Hoe oordeelde het Hof van Justitie in de zaak Lehtonen over de rechtvaardiging van de transferwindow?

A

Het Hof van Justitie aanvaardde de rechtvaardiging van het regelmatige verloop van de competitie als een geldige rechtvaardigingsgrond. De regelgeving die de transferwindow instelde, werd als geschikt beschouwd om een regelmatige competitie te organiseren. Echter, de concrete uitwerking van de transferwindow, die discriminerend was omdat sommige sporters op andere momenten konden worden getransfereerd dan andere, ging verder dan noodzakelijk en was dus disproportioneel.

44
Q

Wat werd in de zaak Lehtonen benadrukt met betrekking tot de rol van sportfederaties?

A

In de zaak Lehtonen werd de rol van sportfederaties erkend in de organisatie van sportevenementen en competities. Het Hof benadrukte het belang van de regels die door deze federaties werden vastgesteld voor het regelmatige verloop van de sportcompetities.

45
Q

Wat waren de feiten in de zaak Deliège (C-51/96 en C-191/97)?

A

De zaak Deliège draaide om een Belgische judoka, Deliège, die de selectiecriteria voor deelname aan de Olympische Spelen betwistte. Het geschil betrof de regels en criteria die werden gebruikt om deelnemers te selecteren voor de Olympische Spelen.

46
Q

Waarom werd in de zaak Deliège gesteld dat de regels inzake vrij verrichten van diensten van toepassing kunnen zijn?

A

: Hoewel het geen zaak van vrij verkeer van werknemers betrof, werd gesteld dat de regels inzake vrij verrichten van diensten van toepassing konden zijn omdat er sprake was van een specifieke werkgeversrelatie. Deze zaak werd als uitzonderlijk beschouwd en het Hof paste zijn eigen toepassingscriteria toe zonder rekening te houden met de sportieve kwalificatie van de federatie, die als amateursport werd beschouwd en daarom geen economische activiteit was.

47
Q

Waarom oordeelde het Hof in de zaak Deliège dat de selectiecriteria geen verboden beperking vormden?

A

Het Hof oordeelde dat de selectiecriteria inherent waren aan internationale sportwedstrijden op topniveau. Het Hof paste een eenstapsbenadering toe, waarbij het meteen keek naar de reden waarom de selectiecriteria bestonden. In dit geval werden de selectiecriteria als noodzakelijk beschouwd voor de federatie van internationale sportorganisaties om het aantal deelnemers te beperken. Daarom werden de criteria niet beschouwd als een verboden beperking.

48
Q

Wat benadrukte het Hof met betrekking tot de rol van sportfederaties in de zaak Deliège?

A

In de zaak Deliège benadrukte het Hof de verantwoordelijkheid van sportfederaties bij het vaststellen van selectiecriteria en regels voor internationale sportevenementen op topniveau. Het Hof erkende dat deze federaties bevoegd waren om criteria op te stellen om het aantal deelnemers te beperken, maar beantwoordde niet de vraag of er minder beperkende maatregelen mogelijk waren.

49
Q

Wie was Daniele Biffi en wat waren zijn omstandigheden in de zaak Biffi (C-22/18)?

A

Daniele Biffi was een Italiaans staatsburger die sinds 2003 in Duitsland woonde. Hij was een amateuratleet en beoefende atletiek als hobby.

50
Q

Wat gebeurde er na de wijziging van de reglementen in de zaak Biffi?

A

: Na de wijziging van de reglementen in 2016 mochten sporters met een niet-Duitse nationaliteit deelnemen aan Duitse atletiekwedstrijden, maar ze konden geen titel van Duits kampioen winnen.

51
Q

elke Europese verdragsartikelen werden door Daniele Biffi aangehaald in zijn zaak?

A

Daniele Biffi beriep zich op de artikelen 18, 21 en 165 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), met name op het EU-burgerschap.

52
Q

: Welke prejudiciële vragen werden gesteld in de zaak Biffi?

A

In de zaak Biffi werden de volgende prejudiciële vragen gesteld:

Moet een bepaling van het reglement van de nationale atletiekbond die de deelname aan nationale kampioenschappen afhankelijk stelt van de nationaliteit van de lidstaat, worden beschouwd als verboden discriminatie?
Maakt de nationale atletiekbond zich schuldig aan verboden discriminatie door amateursporters die geen Duitse nationaliteit hebben, toe te staan om deel te nemen aan nationale kampioenschappen, maar hen alleen "buiten" of "zonder mededinging" te laten starten en niet deel te nemen aan finales van races en wedstrijden?
Maakt de nationale atletiekbond zich schuldig aan verboden discriminatie door amateursporters die geen Duitse nationaliteit hebben uit te sluiten van de toekenning van nationale titels respectievelijk plaatsing in de ranglijst?
53
Q

Waarom oordeelde het Hof van Justitie dat het legitiem is om de toekenning van de titel “nationaal kampioen” voor te houden aan eigen onderdanen?

A

Het Hof van Justitie oordeelde dat het legitiem is om de toekenning van de titel “nationaal kampioen” te beperken tot eigen onderdanen, omdat het nationale element kan worden beschouwd als een wezenlijk kenmerkend aspect van die titel. Echter, beperkingen die hieruit voortvloeien, zoals het niet kunnen behalen van de titel door niet-onderdanen, moeten in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en dus proportioneel zijn.

54
Q

Welke twee rechtvaardigingsgronden werden door de Duitse atletiekbond aangevoerd, en waarom oordeelde het Hof dat deze onjuist waren? Biffi

A

De Duitse atletiekbond voerde als rechtvaardiging aan dat de regels waren ingevoerd om de link met internationale competities te behouden en om in alle categorieën dezelfde regels toe te passen. Het Hof oordeelde echter dat deze argumenten feitelijk onjuist waren en niet gebaseerd waren op objectieve overwegingen.

55
Q

Wat is het onderwerp van de sectie “Sport en mededinging” binnen het overzicht van Europese spelregels voor sport?

A

De sectie “Sport en mededinging” behandelt de relatie tussen sport en mededingingsregels, met inbegrip van kwesties met betrekking tot concurrentie, ticketverkoop, “home and away” wedstrijden, meervoudig eigenaarschap van sportclubs en relevante rechtszaken.

56
Q

: Welke onderwerpen worden behandeld in de subsectie “Europese beschikkingspraktijk en rechtspraak”?

A

In de subsectie “Europese beschikkingspraktijk en rechtspraak” worden de volgende onderwerpen behandeld:

Ticketverkoop
"Home and away" wedstrijden
Meervoudig eigenaarschap van sportclubs
Piau zaak
Meca-Medina & Majcen zaken en hun opvolging
Motoe zaak
(Oulmers zaak)
57
Q

Welke belangrijke zaken worden genoemd in de subsectie “Europese beschikkingspraktijk en rechtspraak” met betrekking tot sport en mededinging?

A

De belangrijke zaken genoemd in de subsectie “Europese beschikkingspraktijk en rechtspraak” zijn:

ISU t. Commissie
ESL t. UEFA/FIFA
58
Q

Wat is het algemene principe dat wordt benadrukt in de zaak “UB t. Generalny” (C-477/18) met betrekking tot sociale en fiscale voordelen?

A

Het algemene principe dat wordt benadrukt in de zaak “UB t. Generalny” is dat een lidstaat die bepaalde sociale en fiscale voordelen toekent aan zijn nationale werknemers, deze voordelen niet mag weigeren aan onderdanen van andere lidstaten zonder zich schuldig te maken aan discriminatie op grond van nationaliteit.

59
Q

: Wat is het doel van de mededingingsregels binnen de Europese Unie?

A

Het doel van de mededingingsregels binnen de Europese Unie is om een open markteconomie te bevorderen en vrije mededinging te waarborgen. Deze regels omvatten het verbod op concurrentievervalsing en beperkingen op staatssteun om ervoor te zorgen dat ondernemingen eerlijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt kunnen behouden.

60
Q

Welke twee belangrijke bepalingen zijn opgenomen in het kader van mededinging tegenover ondernemingen?

A

De twee belangrijke bepalingen tegenover ondernemingen zijn:

Het verbod op kartels (artikel 101, lid 1 VWEU), wat inhoudt dat alle overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde gedragingen verboden zijn als ze de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt kunnen verhinderen, beperken of vervalsen.
Het verbod op misbruik van machtspositie (artikel 102 VWEU), waarbij ondernemingen met een dominante positie op de markt geen misbruik mogen maken van die positie om de mededinging te belemmeren.
61
Q

Zijn er uitzonderingen mogelijk op het verbod op kartels?

A

Ja, er zijn uitzonderingen mogelijk op het verbod op kartels. Dit staat bekend als het derde lid van artikel 101 VWEU. Om een uitzondering te rechtvaardigen, moeten vier voorwaarden worden vervuld:

De overeenkomst moet de productie of distributie verbeteren of de economische of technische vooruitgang bevorderen.
De overeenkomst moet de gebruikers een billijk voordeel verschaffen.
De overeenkomst mag de mededinging niet meer beperken dan nodig is (proportionaliteitsregel).
Er moet een rest aan mededinging overblijven.
62
Q

Zijn er uitzonderingen mogelijk op het verbod op misbruik van machtspositie?

A

Nee, er zijn geen uitzonderingen mogelijk op het verbod op misbruik van machtspositie. Een onderneming met een dominante positie op de markt mag geen misbruik maken van die positie om de mededinging te belemmeren. Misbruik van machtspositie is altijd verboden.

63
Q

Wat zijn de toepassingsvoorwaarden voor mededingingsregels in de context van sport?

A

De toepassingsvoorwaarden voor mededingingsregels in de context van sport omvatten:

Onderneming: Sportactoren, zoals sportclubs en federaties, worden beschouwd als ondernemingen als ze economische activiteiten ontplooien. Bijvoorbeeld, professionele sportclubs worden doorgaans als ondernemingen beschouwd.

Beperking van mededinging of misbruik van machtspositie: Om mededingingsregels van toepassing te laten zijn, moet er sprake zijn van een beperking van de mededinging of misbruik van machtspositie door middel van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen.

Doel of gevolg van de beperking: De overeenkomst, het besluit of het gedrag moet tot doel hebben of tot gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

Merkbare invloed op de mededinging: De beperking moet een merkbare invloed hebben op de mededinging en kan inbreuk maken op artikel 101 of 102 van het VWEU.

Relevante markt: Het begrip relevante markt is met name belangrijk bij het beoordelen van misbruik van machtspositie. Het omvat de relevante geografische markt (het gebied waar de regels van toepassing zijn) en de relevante productmarkt (de markt waarop de beperking plaatsvindt).

Machtspositie: Voor misbruik van machtspositie moet er sprake zijn van een dominante positie op de markt.
64
Q

oe worden sportclubs en federaties beschouwd in termen van ondernemingen volgens het Europese mededingingsrecht?

A

Volgens het Europese mededingingsrecht worden sportclubs en federaties beschouwd als ondernemingen als ze economische activiteiten ontplooien. Professionele sportclubs worden doorgaans als ondernemingen beschouwd, omdat ze bijvoorbeeld betrokken zijn bij ticketverkoop en commerciële activiteiten.

65
Q

Wat is het verschil tussen de relevante geografische markt en de relevante productmarkt in de context van mededinging?

A

In de context van mededinging omvat de relevante geografische markt het gebied waarop de mededingingsregels van toepassing zijn. De relevante productmarkt heeft betrekking op de markt waarop de beperking van de mededinging plaatsvindt, en dit kan verschillende aspecten van sportactiviteiten omvatten, zoals exploitatie, competitie en spelersvoorraad.

66
Q

Wat is een van de belangrijkste factoren bij het beoordelen van misbruik van machtspositie in de context van mededinging?

A

Een van de belangrijkste factoren bij het beoordelen van misbruik van machtspositie is het vaststellen van een dominante positie op de markt. Een onderneming wordt geacht een machtspositie te hebben als ze een monopoliepositie inneemt of aanzienlijke marktmacht heeft binnen een bepaalde relevante markt. Misbruik van deze machtspositie is verboden volgens artikel 102 van het VWEU.

67
Q

Wat is de evolutie geweest in de EU-beschikkingspraktijk en rechtspraak met betrekking tot mededinging in de sportsector?

A

Gedurende geruime tijd werden zaken met betrekking tot mededinging in de sportsector vaak geïnitieerd op basis van klachten en behandeld door de Europese Commissie, en tegen de beslissingen van de Commissie kon beroep worden ingesteld voor nietigverklaring bij het Hof van Justitie. Het Hof van Justitie beslechtte vragen met betrekking tot vrij verkeer en mededinging. Een voorbeeld is de zaak Balog, waarbij de zaak vanuit mededingingsrecht werd benaderd omdat de betrokken persoon niet de nationaliteit van een lidstaat had en zich niet kon beroepen op regels inzake vrij verkeer. De rechtspraak over diverse aangelegenheden in de sportsector is in de loop der jaren toegenomen.

68
Q

Welke voorbeelden van mededingingszaken in de sportsector zijn besproken met betrekking tot ticketverkoop voor internationale sportwedstrijden?

A

Enkele voorbeelden van mededingingszaken met betrekking tot ticketverkoop voor internationale sportwedstrijden zijn:

WK voetbal Italië 1990: Er waren contracten tussen het lokale organisatiecomité en twee Italiaanse reisorganisaties die het alleenrecht hadden om pakketreizen aan te bieden, inclusief tickets, vervoer en accommodatie. Dit leidde tot beperking van de mededinging omdat andere reisorganisaties geen toegang hadden tot voetbaltickets voor pakketreizen.

WK voetbal Frankrijk 1998: Het lokale organisatiecomité maakte misbruik van zijn machtspositie door tickets alleen te verkopen aan personen met een adres in Frankrijk, wat de belangen van consumenten schaadde.

EK Nederland en België 2000: Er waren billijke en niet-discriminerende voorwaarden voor consumenten, wat geen problemen opleverde.

OS Athene 2004 & WK voetbal Duitsland 2006: Er waren bepalingen met betrekking tot de betaalwijze voor tickets, waarbij consumenten verschillende betaalmogelijkheden moesten hebben en voldoende geïnformeerd moesten worden. In het geval van de Olympische Spelen in Athene kon men alleen met Visa betalen vanwege een sponsorcontract, wat tot problemen leidde.
69
Q

Hoe werden de beperkingen van de mededinging met betrekking tot ticketverkoop voor internationale sportwedstrijden beoordeeld in de genoemde zaken?

A

: De beperkingen van de mededinging met betrekking tot ticketverkoop voor internationale sportwedstrijden werden in deze zaken beoordeeld op basis van mededingingsregels. In sommige gevallen werden dergelijke beperkingen als misbruik van machtspositie beschouwd, terwijl in andere gevallen sprake was van beperkingen van mededinging door exclusieve contracten of beperkende voorwaarden. De Europese regels inzake mededinging werden toegepast om ervoor te zorgen dat ticketverkoop eerlijk en niet-discriminerend verliep.

70
Q

Wat was de zaak “UEFA at home and away from home” (Moeskroen) en hoe werd deze beoordeeld door de Europese Commissie?

A

In de zaak “UEFA at home and away from home” draaide het om een regel van UEFA waarin werd bepaald dat clubs in internationale competities een keer thuis en een keer uit moesten spelen. Moeskroen, een Belgische club, had geen stadion dat aan de UEFA-regels voldeed, dus besloot ze om in Frankrijk een stadion te gebruiken. UEFA stond dit echter niet toe, omdat wedstrijden in het thuisland moesten worden gespeeld.

De Europese Commissie oordeelde dat deze regel niet onder de artikelen 81 en 82 EG (nu 101 en 102 VWEU) viel en wees de klacht af bij gebrek aan een communautair belang. De Commissie beschouwde het als een geïsoleerd conflict en stelde dat de zaak moest worden beoordeeld binnen het kader van de territoriale nationale organisatie van Europese clubcompetities in het voetbal, die niet ter discussie werden gesteld door het communautaire recht.

71
Q

: Wat was de “ENIC-zaak” en hoe werd deze beoordeeld met betrekking tot meervoudig eigenaarschap in Europese competities?

A

De “ENIC-zaak” betrof een regel van de UEFA die meervoudig eigenaarschap van clubs in Europese competities verbood. Met andere woorden, een persoon of entiteit mocht geen eigenaar zijn van meerdere clubs die deelnamen aan Europese competities. Deze regel werd beoordeeld door de Europese Commissie op basis van mededingingsregels.

In theorie zou deze regel onder artikel 81 EG (nu artikel 101 VWEU) vallen, omdat het de mededinging zou kunnen beperken. Echter, de Commissie oordeelde dat de regel buiten de verbodsbepaling viel vanwege de inherente noodzaak om de integriteit van de competities te waarborgen. Het doel van de regel werd als legitiem beschouwd, en het werd evenredig nagestreefd. Dit betekende dat de regel niet als inbreuk op de mededingingsregels werd beschouwd. De Commissie paste hier geen klassieke tweestapsbenadering toe van lid 1 en lid 3 van artikel 81 EG, maar beoordeelde de zaak in één stap.

72
Q

: Wat was de Piau-zaak en hoe oordeelde het Gerecht en later het Hof van Justitie over de toepassing van EU-mededingingsrecht op FIFA-regels voor spelersmakelaars?

A

De Piau-zaak draaide om de FIFA-regels voor spelersmakelaars en betrof de vraag of deze regels in strijd waren met het EU-mededingingsrecht. Piau, een spelersmakelaar, had een klacht ingediend tegen de FIFA-regels, met name de eis dat alleen personen met een FIFA-licentie als makelaar mochten optreden.

Het Gerecht oordeelde dat FIFA een ondernemersvereniging was en dat het reglement betreffende spelersmakelaars als een besluit van een ondernemersvereniging moest worden beschouwd. Het reglement beperkte de toegang tot de markt voor makelaars door te eisen dat ze een licentie van FIFA verkregen, wat als een inbreuk op artikel 101, lid 1 VWEU werd beschouwd. Het Gerecht was echter van mening dat artikel 101, lid 3 VWEU kon worden toegepast, aangezien de regels bedoeld waren om spelers te beschermen tegen malafide makelaars.

Het Hof van Justitie bevestigde later het oordeel van het Gerecht. Het oordeelde dat het licentievereiste inderdaad de mededinging beperkte, maar dat dit gerechtvaardigd was vanwege het legitieme doel van bescherming van spelers. Er werd geen misbruik van machtspositie vastgesteld.

73
Q

: Hoe reageerde FIFA op de Piau-zaak en wat was het gevolg daarvan?

A

Na de Piau-zaak heeft FIFA verdere reglementen opgesteld met betrekking tot spelersmakelaars. FIFA probeerde deze reglementen te harmoniseren om problemen te voorkomen. Het werd echter duidelijk dat harmonisatie op basis van artikel 165 VWEU niet mogelijk was.

Dit leidde tot verschillende nationale procedures en rechtszaken bij het Hof van Justitie tegen het FIFA-reglement. Verschillende lidstaten, waaronder Duitsland, pasten het reglement nog niet toe. Er waren zorgen over de toepassing van het reglement en mogelijke beperkingen voor makelaars met betrekking tot het vrij verkeer van diensten.

Deze ontwikkelingen brachten vragen naar voren over de noodzaak van Europese wetgeving met betrekking tot spelersmakelaars, waarbij het vrij verkeer van diensten als mogelijke rechtsgrond werd genoemd.

74
Q

at was de Meca-Medina & Majcen-zaak en hoe heeft het Hof van Justitie geoordeeld over de toepassing van EU-mededingingsrecht op het IOC dopingreglement?

A

De Meca-Medina & Majcen-zaak betrof twee langeafstandszwemmers die waren betrapt op dopinggebruik en geschorst waren door de internationale zwemfederatie. Ze betwistten de geldigheid van het dopingreglement van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en dienden een mededingingsrechtelijke klacht in bij de Europese Commissie nadat hun beroep bij het TAS niet succesvol was geweest.

Het Gerecht van de Europese Unie (GEA) oordeelde in eerste instantie dat het anti-dopingreglement van het IOC van zuiver sportieve aard was en daarom buiten de toepassing van het mededingingsrecht viel.

Het Hof van Justitie vernietigde echter de uitspraak van het GEA en bevestigde dat er een onderscheid moest worden gemaakt tussen zuiver sportieve regels en de sportbeoefenaars en instanties die deze regels vaststellen. Het Hof stelde dat mededingingsbeperkingen inherent kunnen zijn aan de nagestreefde doelstellingen van sportreglementen, maar dat de proportionaliteit van dergelijke beperkingen moest worden beoordeeld.

Het Hof beoordeelde de proportionaliteit van het dopingreglement door te kijken naar de doelstellingen ervan, met name het waarborgen van een eerlijk verloop van sportcompetities en de gezondheid van atleten. Het onderzocht of de sancties noodzakelijk waren om het dopingverbod af te dwingen en of de drempels en sancties evenredig waren aan deze doelstellingen. De zaak bracht echter geen specifieke drempels of sancties naar voren voor beoordeling.

75
Q

Wat hield de proportionaliteitstoets in de Meca-Medina & Majcen-zaak in?

A

In de Meca-Medina & Majcen-zaak hield de proportionaliteitstoets in dat het Hof van Justitie beoordeelde of de maatregelen in het dopingreglement van het IOC geschikt waren om de nagestreefde doelstellingen te bereiken, namelijk het waarborgen van een eerlijk verloop van sportcompetities en de gezondheid van atleten. De toets omvatte ook de vraag of de sancties noodzakelijk waren om het dopingverbod af te dwingen.

De proportionaliteitstoets omvatte twee belangrijke aspecten:

Drempel: Het Hof beoordeelde of er drempels waren vastgesteld voor bepaalde stoffen of methoden in het dopingreglement. Als er drempels waren en deze drempels verkeerd waren bepaald, zou dit een probleem kunnen vormen voor de proportionaliteit.

Sancties: Het Hof onderzocht of de sancties die werden opgelegd aan atleten die betrapt werden op dopinggebruik, passend en evenredig waren aan de doelstellingen van het reglement. Als de sancties te zwaar of onevenredig waren in verhouding tot de inbreuk, zou dit ook een probleem kunnen vormen voor de proportionaliteit.

Het is belangrijk op te merken dat deze aspecten niet specifiek werden behandeld in de zaak, omdat ze niet naar voren werden gebracht in de procedure, en daarom niet werden beoordeeld door het Hof.

76
Q

Wat was de Motoe-zaak en hoe heeft het Hof van Justitie geoordeeld over de toepassing van EU-mededingingsrecht op de Griekse wetgeving met betrekking tot de organisatie van motorsportwedstrijden?

A

De Motoe-zaak draaide om een Griekse motorvereniging, MOTOE, die de Griekse wetgeving betwistte met betrekking tot de organisatie van motorsportwedstrijden. Volgens de Griekse wet moesten organisatoren van motorsportwedstrijden voorafgaande vergunningen krijgen van de Griekse overheid. De Griekse overheid kende echter een bijzondere rol toe aan de Griekse motorvereniging ELPA, die zowel zelf motorwedstrijden organiseerde als advies gaf bij vergunningsaanvragen voor andere organisatoren. Deze dubbele rol van ELPA werd aangevochten door MOTOE op basis van het mededingingsrecht van de Europese Unie.

Het Hof van Justitie oordeelde als volgt in de zaak Motoe:

ELPA werd beschouwd als een onderneming.
ELPA had een machtspositie op de Griekse markt voor de organisatie en commercialisering van motorsportwedstrijden.
De door de Griekse overheid toegekende dubbele rol aan ELPA, waarbij ELPA zowel motorwedstrijden organiseerde als advies verstrekte bij vergunningsaanvragen, creëerde een risico op machtsmisbruik.
Deze dubbele rol en het risico op machtsmisbruik waren strijdig met de Europese mededingingsregels, omdat ze de eerlijke concurrentie in gevaar brachten en een belangenconflict konden veroorzaken.

De Motoe-zaak bevestigde de toepassing van EU-mededingingsrecht op sportgerelateerde aangelegenheden en benadrukte het belang van eerlijke concurrentie in de sportsector. Het Hof van Justitie oordeelde dat sportfederaties en organisatoren van sportevenementen, wanneer ze als ondernemingen worden beschouwd en een machtspositie hebben, zich moeten houden aan de mededingingsregels van de EU om belangenconflicten en machtsmisbruik te voorkomen.

77
Q

: Wat waren de belangrijkste bevindingen en gevolgen van het Motoe-arrest met betrekking tot de toepassing van EU-mededingingsrecht op sport?

A

Het Motoe-arrest had verschillende belangrijke bevindingen en gevolgen met betrekking tot de toepassing van EU-mededingingsrecht op sport:

ELPA werd beschouwd als een onderneming: Het Hof van Justitie oordeelde dat de Griekse motorvereniging ELPA, vanwege haar activiteiten op de markt voor de organisatie en commercialisering van motorsportwedstrijden, als een onderneming moest worden beschouwd. Dit betekende dat zij onderworpen was aan de mededingingsregels van de EU.

Machtspositie van ELPA: Het Hof stelde vast dat ELPA een machtspositie had op de Griekse markt voor motorsportwedstrijden. Dit hield in dat ELPA een dominante positie innam en speciale verantwoordelijkheden had met betrekking tot eerlijke concurrentie.

Risico op machtsmisbruik door dubbele rol: De Griekse wet kende ELPA een dubbele rol toe, waarbij ze zowel motorwedstrijden organiseerde als advies verstrekte bij vergunningsaanvragen voor andere organisatoren. Het Hof oordeelde dat deze dubbele rol een risico op machtsmisbruik creëerde, aangezien ELPA haar positie kon gebruiken om concurrentie te belemmeren of haar eigen belangen te bevorderen ten koste van andere organisatoren.

Strijdigheid met Europese mededingingsregels: Het Hof concludeerde dat de dubbele rol van ELPA en het daarmee gepaard gaande risico op machtsmisbruik in strijd waren met de Europese mededingingsregels. Dit benadrukte het belang van eerlijke concurrentie in de sportsector.

Toepassing van EU-mededingingsrecht op sport: Het Motoe-arrest bevestigde de toepassing van EU-mededingingsrecht op sportgerelateerde aangelegenheden. Sportfederaties en organisatoren van sportevenementen, wanneer zij als ondernemingen worden beschouwd en een machtspositie hebben, moeten zich houden aan de mededingingsregels van de EU om belangenconflicten en machtsmisbruik te voorkomen.

Al met al had het Motoe-arrest verstrekkende gevolgen voor de manier waarop sportorganisaties en -federaties hun activiteiten moeten structureren om in overeenstemming te zijn met EU-mededingingsregels en eerlijke concurrentie in de sportsector te waarborgen.

78
Q

Wat was de International Skating Union (ISU) t. Commission-zaak en wat waren de belangrijkste bevindingen van de Europese Commissie in deze zaak met betrekking tot het mededingingsrecht?

A

. Sport en mededinging

C.2. Mededinging – EU Beschikkingspraktijk en rechtspraak

OULMERS: C-243/06; geschrapt
- Betwisting verplicht en kosteloos vrijgeven van spelers ten voordele van nationale ploegen: men vocht deze regel aan op basis van mededingingsrecht
 Oulmers was een Marokkaanse voetballer die bij Belgische club speelde. Er is een verplichting vrij te geven voor nationale ploegen (interland). Hij kwam gekwetst terug en in dit geval kwam de last bij de gewone clubs terecht.
- ? In strijd met Europese spelregels?
- => Onderhandelingen in de voetbalwereld
- => Zaak van de rol geschrapt

  1. Europese context – Europese spelregels voor sport

C. Sport en mededinging

C.2. Mededinging – EU Beschikkingspraktijk en rechtspraak

International Skating Union t. Commission (1):
- Klacht Mark Tuitert en Niels Kerstholt t. ISU
 2 Nederlandse schaatsers dienen klacht in bij de Europese commissie tegen het reglement van de internationale schaatsfederatie/ Hierin werd bepaald dat nieuwe organisationeren een voorafgaande toestemming moesten bekomen bij de federatie om wedstrijden te organiseren. Zonder toestemming kon u geen wedstrijden organiseren, maar specifieker nog werden schaatsers die zouden deelnemen aan zo’n niet toegelaten wedstrijden zwaar gesanctioneerd, tot zelfs een levenslange uitsluiting. De twee sporters hebben een klacht ingediend op basis v/h mededingingsrecht.
- Besluit Europese Commissie 8/12/2017:
 reglement ISU = besluit ondernemersvereniging
 strenge sancties - geen zuiver sportief karakter – positie ISU:
 arbitrageclausule CAS versterkt mededingingsbeperking: er was een verplichte arbitrageclausule bij CAS. Dit werkt versterkt medediningsbeperkend aspect v/h reglement
 verboden beperking mededinging (art. 101 VWEU; voorwaarden art. 101, lid 3 VWEU niet voldaan): reglement is strijdig met art. 101 VWEU e

79
Q

g: Wat waren de belangrijkste bevindingen van het Gerecht in de zaak International Skating Union (ISU) t. Commission met betrekking tot het mededingingsrecht?

A

In de zaak International Skating Union (ISU) t. Commission, waarbij het beroep tot nietigverklaring was ingesteld bij het Gerecht, kwam het Gerecht tot de volgende belangrijkste bevindingen met betrekking tot het mededingingsrecht:

Het Gerecht concludeerde dat de positie van de ISU aanleiding kon geven tot een belangenconflict en dat derde organisaties niet op ongeoorloofde wijze de toegang tot de markt mochten worden ontzegd. Het hebben van een dubbele rol door de ISU was op zichzelf geen probleem, maar de ISU moest binnen de marges blijven en mocht niet op ongeoorloofde wijze toegang tot de markt beperken.

Zware sancties opgelegd door de ISU werden als disproportioneel beschouwd.

Het Gerecht erkende dat de bescherming tegen concurrentievervalsing en het opleggen van standaarden legitieme doelstellingen waren, maar het ISU-reglement ging verder dan noodzakelijk was om deze doelstellingen te bereiken. Het reglement van de ISU had ook economische doelstellingen die eigen zijn aan ondernemingen, en dit in combinatie met de sancties maakte het strijdig met artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Het Gerecht verklaarde het besluit van de Europese Commissie nietig met betrekking tot het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS), omdat de arbitrageclausule de mededingingsbeperking niet versterkte. De Europese Commissie kon niet eisen dat arbitrageregels werden aangepast.

Het Gerecht benadrukte dat het toepassen van de arbitrageclausule geen afbreuk deed aan het EU-mededingingsrecht. Personen die schade ondervonden door een schending van artikel 101 VWEU konden schadevergoeding vorderen voor een nationale rechter. Nationale rechters waren niet gebonden aan de beoordeling van het CAS en konden prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie stellen. Schaatsers en organisatoren hadden ook de mogelijkheid om klachten in te dienen bij nationale mededingingsautoriteiten of de Europese Commissie.
80
Q

Wat waren de belangrijkste conclusies van de advocaat-generaal Rantos in zijn advies van 15 december 2022 met betrekking tot het mededingingsrecht en sportfederaties?

A

: In zijn advies van 15 december 2022, dat betrekking had op het mededingingsrecht en sportfederaties, kwam de advocaat-generaal Rantos tot de volgende belangrijkste conclusies:

Hij benadrukte dat niet elke maatregel die door een sportfederatie wordt genomen en een mededingingsbeperkend effect kan hebben, noodzakelijkerwijs onder het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) valt. Bij de toepassing van dit artikel op een concreet geval moet rekening worden gehouden met de algehele context waarin de maatregel is genomen en de doelstellingen ervan.

Hij stelde dat de specifieke kenmerken van sport, zoals vermeld in artikel 165 VWEU, relevant kunnen zijn voor de beoordeling van eventuele rechtvaardigingsgronden voor mededingingsbeperkingen in de sport.

Hij benadrukte dat als een maatregel een legitiem sportdoel dient en proportioneel is, deze buiten het verbod van artikel 101, lid 1 VWEU kan vallen.

Hij benadrukte dat de beoordeling van mededingingsbeperkende gevolgen en doelstellingen van een regel gescheiden moeten blijven. De toetsing van artikel 101, lid 3 VWEU is zwaarder dan die van lid 1, en het Gerecht had volgens hem verwarrend geoordeeld door deze aspecten te vermengen.

De eigenlijke uitspraak in deze zaak werd gedaan op 21 december 2023.

81
Q

Wat zijn de belangrijkste punten met betrekking tot de rol van sportfederaties en het toelatingsmechanisme in relatie tot mededingingsrecht volgens het advies van advocaat-generaal Rantos?

A

Volgens het advies van advocaat-generaal Rantos met betrekking tot mededingingsrecht en sportfederaties zijn de belangrijkste punten:

Het advies benadrukt dat een mogelijks belangenconflict op zichzelf geen schending van het mededingingsrecht vormt.

Sportfederaties moeten ervoor zorgen dat derden niet onterecht van de markt worden geweerd.

Onder bepaalde voorwaarden kunnen sportfederaties aan derden de toegang tot de markt weigeren zonder schending van artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op voorwaarde dat deze weigering wordt gerechtvaardigd door legitieme doelstellingen en de genomen maatregelen evenredig zijn aan die doelstellingen.
82
Q

Wat was de conclusie van advocaat-generaal Rantos met betrekking tot de analyse van het Gerecht over het mededingingsbeperkende doel van het ISU-reglement?

A

Advocaten-generaal Rantos concludeerde dat het Gerecht onterecht had vastgesteld dat het reglement van de Internationale Schaatsunie (ISU) een mededingingsbeperkend doel had. Hij stelde voor dat de beslissing van het Gerecht met betrekking tot het mededingingsbeperkende doel vernietigd zou worden.

83
Q

: Waarom stelde advocaat-generaal Rantos voor om de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht in zijn advies met betrekking tot het ISU-reglement?

A

Advocaten-generaal Rantos stelde voor om de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht omdat er onvoldoende feitelijke elementen waren om te beoordelen of het ISU-reglement een mededingingsbeperkend gevolg had. Er was te weinig informatie beschikbaar om vast te stellen of het reglement daadwerkelijk mededingingsbeperkend was, en daarom achtte hij het passend om de zaak terug te verwijzen voor verdere beoordeling.

84
Q

: Wat was het standpunt van advocaat-generaal Rantos met betrekking tot de verplichte arbitrage bij het CAS in zijn advies?

A

Advocaten-generaal Rantos betoogde dat het stelsel van exclusieve en verplichte arbitrage, zoals toegepast door het Court of Arbitration for Sport (CAS), een algemeen aanvaarde methode voor geschillenbeslechting is en dat het aangaan van een arbitragebeding op zichzelf niet de mededinging beperkt. Hij benadrukte dat het CAS zorgt voor procedurele uniformiteit, rechtszekerheid en een snelle en efficiënte rechtsbedeling in sportgeschillen. Hij merkte op dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ook heeft erkend dat het in een sportieve context gerechtvaardigd is om geschillen aan een gespecialiseerd internationaal arbitragetribunaal zoals het CAS voor te leggen. Daarom was hij van mening dat de verplichte arbitrage bij het CAS in overeenstemming was met het EU-recht.

85
Q

Waarom achtte advocaat-generaal Rantos de rechtspraak over bilaterale investeringsverdragen niet van toepassing op de verplichte arbitrage bij het CAS?

A

Advocaten-generaal Rantos betoogde dat de rechtspraak over bilaterale investeringsverdragen niet van toepassing was op de verplichte arbitrage bij het CAS. Hij merkte op dat bilaterale investeringsverdragen een specifieke materie betreffen en niet vergelijkbaar zijn met arbitrage bij het CAS in sportzaken. Daarom kon de rechtspraak met betrekking tot bilaterale investeringsverdragen niet worden toegepast op de verplichte arbitrage in sportgeschillen, omdat deze twee verschillende contexten en doelstellingen hebben.

86
Q

Wat was de European Super League (ESL) en wat waren de reacties van UEFA, FIFA en de rechterlijke instanties op deze competitie?

A

De European Super League (ESL) was een plan van een aantal topvoetbalclubs om een eigen gesloten competitie te organiseren, los van de bestaande nationale competities en de UEFA Champions League, met als doel meer geld aan te trekken. UEFA en FIFA hadden gedreigd met strenge sancties tegen clubs en spelers die aan deze competitie zouden deelnemen.

De disciplinaire procedure van UEFA werd voorlopig opgeschort.
De Rechtbank van Koophandel in Madrid oordeelde in een uitspraak op 20 april 2021 dat UEFA en FIFA de oprichting van de ESL niet mochten dwarsbomen en geen disciplinaire sancties mochten opleggen.
Op 11 mei 2021 stelde de Rechtbank van Koophandel in Madrid zes prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) met betrekking tot verschillende aspecten van de zaak, met name gerelateerd aan EU-mededingingsrecht en de handelingsbevoegdheid van UEFA, FIFA en nationale bonden.
87
Q

Wat waren de belangrijkste prejudiciële vragen die de Rechtbank van Koophandel in Madrid aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) stelde in verband met de European Super League (ESL)?

A

De Rechtbank van Koophandel in Madrid stelde zes prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) met betrekking tot verschillende aspecten van de zaak. De belangrijkste vragen waren:

De reglementering en dreiging met sancties door FIFA en UEFA werden geanalyseerd om te bepalen of dit leidde tot beperking van mededinging en of dit beperkingen tot doel had. Hierbij werd ook gekeken naar de doelstellingen van solidariteit en de Europese voetbalpiramide, evenals naar de proportionaliteit van de genomen maatregelen.

De ESL als gesloten breakaway league werd beoordeeld op het gebied van mededinging, efficiëntiewinsten volgens artikel 101, lid 3 van het VWEU (betreffende vrijstelling van mededingingsregels voor efficiëntiewinsten), en proportionaliteit van de beperkingen die inherent waren aan de ESL.

Daarnaast werden politieke aspecten, zoals het belang van het Europese sportmodel, besproken door het Europees Parlement en de Raad.

88
Q

Wat waren de conclusies van advocaat-generaal Rantos in de zaak met betrekking tot de European Super League (ESL)?

A

Advocaten-generaal Rantos deed de volgende conclusies in de zaak betreffende de European Super League (ESL):

Regels die bepalen dat de oprichting van een nieuwe pan-Europese voetbalcompetitie tussen clubs onderworpen is aan een stelsel van voorafgaande toestemming, mogen niet in de weg staan, op voorwaarde dat de beperkende gevolgen van dat stelsel, rekening houdend met de kenmerken van de voorgenomen competitie, duidelijk inherent en evenredig zijn om legitieme doelstellingen van UEFA en FIFA met betrekking tot de specificiteit van de sport te bereiken.

UEFA, FIFA en aangesloten federaties of nationale competities mogen clubs bedreigen met sancties wanneer deze clubs deelnemen aan een project om een nieuwe pan-Europese competitie voor clubvoetbal op te richten die de legitieme doelstellingen van die federaties zou kunnen ondermijnen. Sancties tot uitsluiting van spelers die niet betrokken zijn bij het project zijn echter onevenredig.

Exclusieve exploitatie van rechten op competities georganiseerd door FIFA en UEFA is toegestaan, op voorwaarde dat de beperkingen duidelijk inherent en evenredig zijn aan legitieme doelstellingen in verband met de specificiteit van de sport. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of de betrokken artikelen in aanmerking komen voor vrijstelling volgens artikel 101, lid 3 van het VWEU of dat er een objectieve rechtvaardiging bestaat in de zin van artikel 102 VWEU.

Bepalingen die vereisen dat de oprichting van een nieuwe pan-Europese voetbalcompetitie tussen clubs onderworpen is aan een stelsel van voorafgaande toestemming mogen niet in strijd zijn met het EU-recht, op voorwaarde dat dit vereiste geschikt en noodzakelijk is gezien de bijzonderheden van de voorgenomen competitie.
89
Q

Welke relatie stelde advocaat-generaal Rantos vast tussen sport en het EU-recht, en welke elementen benadrukte hij in deze context?

A

Advocaten-generaal Rantos benadrukte de volgende relatie tussen sport en het EU-recht:

Artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) werd door hem beschouwd als een constitutionele erkenning van het Europees sportmodel. Hij merkte op dat het Europees sportmodel kenmerken omvat zoals een piramidale structuur, open competities en financiële solidariteit tussen hogere en lagere niveaus in de sport.

Hij stelde dat artikel 165 VWEU gebruikt kan worden bij de interpretatie van artikel 101 en artikel 102 VWEU in gevallen met betrekking tot sport.

Hij wees op de bijzondere kenmerken van sport, waaronder de onderlinge afhankelijkheid en het evenwicht, en benadrukte dat deze aspecten moeten worden meegewogen bij de toepassing van mededingingsregels.

Hij erkende dat er belangenconflicten kunnen ontstaan in de sport, en dat de dubbele rol van sportfederaties op zichzelf geen schending van mededingingsrecht vormt. Voor derde actoren van de markt die toegang willen krijgen, moet er echter rechtvaardiging zijn op basis van legitieme doelen en proportionele maatregelen, zoals het waarborgen van sportieve resultaten, gelijke kansen en solidariteit.
90
Q

: Wat zijn de vier elementen die nodig zijn om te spreken van staatssteun volgens artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?

A

Om te spreken van staatssteun volgens artikel 107 van het VWEU zijn de volgende vier elementen vereist:

Steunmaatregel: Het moet gaan om een steunmaatregel of voordeel van een overheid, zoals subsidies of een bepaald belastingsregime.

Met overheidsmiddelen bekostigd: De steunmaatregel moet gefinancierd worden door middelen van de overheid. Dit kan verwijzen naar verschillende overheidsniveaus, inclusief lidstaten en regionale overheden.

Begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties: De steunmaatregel moet gericht zijn op specifieke ondernemingen of producties.

Mededinging (dreigen) verstoren & handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden: De steunmaatregel moet de mededinging (dreigen te) verstoren en de handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden.

Wanneer deze vier elementen aanwezig zijn, kan er sprake zijn van staatssteun, maar dit betekent niet noodzakelijk dat de steunmaatregel onverenigbaar is met het EU-recht. Er zijn mogelijkheden voor verenigbaarheid, bijvoorbeeld via artikel 107, lid 2 of artikel 107, lid 3 van het VWEU, of door gebruik te maken van groepsvrijstellingsverordeningen.

91
Q

Wat zijn de vier elementen die nodig zijn om te spreken van staatssteun volgens artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?

A

Om te spreken van staatssteun volgens artikel 107 van het VWEU zijn de volgende vier elementen vereist:

Steunmaatregel: Het moet gaan om een steunmaatregel of voordeel van een overheid, zoals subsidies of een bepaald belastingsregime.

Met overheidsmiddelen bekostigd: De steunmaatregel moet gefinancierd worden door middelen van de overheid. Dit kan verwijzen naar verschillende overheidsniveaus, inclusief lidstaten en regionale overheden.

Begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties: De steunmaatregel moet gericht zijn op specifieke ondernemingen of producties.

Mededinging (dreigen) verstoren & handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden: De steunmaatregel moet de mededinging (dreigen te) verstoren en de handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden.

Wanneer deze vier elementen aanwezig zijn, kan er sprake zijn van staatssteun, maar dit betekent niet noodzakelijk dat de steunmaatregel onverenigbaar is met het EU-recht. Er zijn mogelijkheden voor verenigbaarheid, bijvoorbeeld via artikel 107, lid 2 of artikel 107, lid 3 van het VWEU, of door gebruik te maken van groepsvrijstellingsverordeningen.

92
Q

: Wat zijn de gevolgen voor staatssteun die als illegaal wordt beschouwd?

A

Wanneer staatssteun als illegaal wordt beschouwd, zijn de gevolgen doorgaans als volgt:

Terugvordering: De betrokken lidstaat is verplicht om de onrechtmatig verleende staatssteun terug te vorderen van de begunstigde onderneming of entiteit. Dit betekent dat het ontvangen bedrag moet worden terugbetaald aan de overheid.

Onverenigbaarheid met de interne markt: Illegale staatssteun wordt beschouwd als onverenigbaar met de interne markt van de Europese Unie.

Boetes en rente: De Europese Commissie kan ook boetes opleggen aan de lidstaat die de illegale staatssteun heeft verleend. Bovendien kan er rente verschuldigd zijn over het teruggevorderde bedrag.

Herstel van mededinging: Het doel van terugvordering is om de mededinging in de interne markt te herstellen door het verwijderen van het concurrentievoordeel dat is verkregen door de illegale staatssteun.

Rechtszaken: Tegen beslissingen van de Europese Commissie met betrekking tot staatssteun kan beroep worden aangetekend bij het Gerecht van de Europese Unie en het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het terugvorderen van illegale staatssteun kan leiden tot juridische geschillen tussen lidstaten, ondernemingen en de Europese Commissie, en de uiteindelijke uitkomst kan variëren afhankelijk van de specifieke zaak en de feiten.

93
Q

Wat zijn enkele voorbeelden van staatssteunpraktijken met betrekking tot Spaanse professionele voetbalclubs?

A

Hier zijn enkele voorbeelden van staatssteunpraktijken met betrekking tot Spaanse professionele voetbalclubs:

Certain Spanish Professional Football Clubs (Barcelona, Osasuna, Athletic Club, Real Madrid) (SA.29769):
    Vier professionele voetbalclubs mochten na de Wet van 1990 het statuut van "entiteit zonder winstoogmerk" behouden, waardoor ze konden genieten van een preferentieel belastingtarief.
    De Europese Commissie beschouwde dit als illegale staatssteun.

Real Madrid CF (SA.33754):
    Real Madrid CF was betrokken bij een grondruil met de stad, waarbij financiële compensatie aan de club werd geboden.
    De Europese Commissie beschouwde deze grondruil als illegale staatssteun.

In deze zaken werd staatssteun verleend aan professionele voetbalclubs in Spanje, en de Europese Commissie concludeerde dat deze steun onverenigbaar was met de interne markt. Er werden juridische procedures gestart, en in sommige gevallen werden beslissingen van de Europese Commissie vernietigd door het Gerecht of het Hof van Justitie van de Europese Unie. De specificiteit van de sport speelde geen grote rol bij de toepassing van staatssteunregels, maar sommige gerechtelijke uitspraken hielden rekening met uitzonderlijke voetbaltransfers.

94
Q

wat is de Groepsvrijstellingsverordening en hoe is deze van toepassing op staatssteun voor sportinfrastructuur?

A

De Groepsvrijstellingsverordening, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 651/2014, is een Europese verordening die bepaalde categorieën staatssteun toestaat op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Deze verordening verklaart bepaalde vormen van steun verenigbaar met de interne markt van de EU, waardoor lidstaten dergelijke steunmaatregelen kunnen uitvoeren zonder voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie.

Voor staatssteun met betrekking tot sportinfrastructuur is er een specifieke sector binnen deze Groepsvrijstellingsverordening. Enkele belangrijke kenmerken van de toepassing van de Groepsvrijstellingsverordening op sportinfrastructuur zijn onder andere:

Drempels: Er zijn specifieke drempels vastgesteld voor sportinfrastructuur. Steunmaatregelen die onder deze drempels vallen, hoeven niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie. De drempels omvatten onder andere maximale steunbedragen, totale projectkosten en jaarlijkse exploitatiesteun.

Voorwaarden: Er zijn algemene voorwaarden die van toepassing zijn op alle categorieën staatssteun, zoals transparantie, het stimulerende effect van de steun en vereisten voor publicatie en monitoring. Daarnaast zijn er sectorale voorwaarden specifiek voor sportinfrastructuur. Deze omvatten de eis dat sportinfrastructuur niet uitsluitend mag worden gebruikt door één professionele sportgebruiker, maar toegankelijk moet zijn voor meerdere gebruikers op een transparante en niet-discriminerende basis. Als de infrastructuur wordt gebruikt door professionele sportclubs, moeten tariefvoorwaarden openbaar beschikbaar zijn.

De Groepsvrijstellingsverordening biedt lidstaten en sportorganisaties een kader om staatssteun te verlenen voor sportinfrastructuurprojecten, op voorwaarde dat aan deze specifieke drempels en voorwaarden wordt voldaan. Dit helpt bij het stimuleren van investeringen in sportfaciliteiten zonder de noodzaak van individuele goedkeuring van de Europese Commissie voor elk project.