Les 8 Flashcards

1
Q

antimicrobieel gm

A

elk gm dat mo als aangrijpingspunt heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bacterien bouw

A

1 cellig

geen mitochondrien, ER of golgi apparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

commensalen

A

acterien die in en op ons lichaam leven maar onschadelijk zijn maar soms zelfs nuttig doordat ze de ziekteverwerkkende bacterien wegconcurreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pathogene bacterien

A

ziekteverwekkende bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opportuniste pathogenen

A

onder normale omstandigheden niet pathogeen, maar wel bij verminderde afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

classificatie naar celwand

A

gram +

gram - bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

transpeptidase

A

bacterieel enzyme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bactericide

A

bacterien doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bacteriostatisch

A

doden de bacterien niet maar zorgt wel voor dat de bacterie zich niet meer kan delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indeling naar zuurstofbehoefte

A

aeroben
anaeroben
facultatieve anaeroben –> kunnen metabolisme omschakelen afhankelijk of er zuurstof aanwezig is of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

indeling van vorm

A

bacillen
cocccen
spirillen
viibrios

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

resistentei

A

bacterien kunnen gemakkelijk genetische mutatie onergaan en resistent worden tegen deze antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MRSA

A

ziekenhuisbacterie, resistent tegen veel AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

amoxicilline

A

clavalaanzuur zorgt er voor dat de werking van b lactamase te blokkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

metronidazol

A

wordt gebruikt bij NUG en sommige tandabcessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

antibiotica profylaxe

A

6-24 uur durende bescherming tegen infecties
niet bedoeld om bactermie te voorkomen maar om hechten en de aangroei van mo op een kwetsbare plaats voor infecties te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

endocarditis poetsgewoonte

A

manueel poetsen beter omdat je midner bloeding veroorzaakt dan elektrisch poetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

endocarditis

A

infectie van de binnenkant van het hart en de hartkleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

TCA

A

tricyclysche anti depressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

RONT

A

bisfosfonaat related osteonecrosis of the jaw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ORN

A

osteoradionecrosis

22
Q

candia geneesmiddel

A

breespectrum antibiotica.

23
Q

geneesmiddelen die caries veroorzaken

A

suikerhoudende gm

gm die speekselsecretie remmen

24
Q

geneesmiddelen die erosie veroorzaken

A

acethylsalicylzuur (aspirine)
gm die braken opwekken
betablokkers
levodopa

25
Q

levodopa

A

anti parkinson werking

26
Q

betablokkers

A

bloeddruk verlagen

27
Q

erythema multiforme

A

overgevoeligheidsreactie

28
Q

uitslag

A

exantheem

29
Q

types allergie

A

type 1: onmiddelijke reactie
type 2:
type 4 lokale reactie

30
Q

glossitis

A

ontstoken tong

31
Q

glossodynie

A

pijn aan de tong, branderig gevoel

32
Q

halitosis

A

zwalvelbevattene gm

33
Q

lichenoide reacties van de orale mucosa

A

wit gekleurde letsels

34
Q

lupoide reacties van de orale mucosa

A

systemische lupus erythematosus

35
Q

smaakveranderingen

A

chloorhexidine beschadigen celwanden van cellen in smaakpapillen

36
Q

wat doen bij flauwvallen patient?

A

patient op rug leggen, vlakke ondergroend

schud voorichtig met de schouders, probeer reactie uit te lokkel

37
Q

flauwvallen

A

syncope

vasovagale collaps

38
Q

verschijnselen van flauwvallen

A

atient voelt collaps aankomen
gapen
bleke klamme huid
polsslag eerst langzaam

39
Q

behandeling flauwvallen

A
breng hoofd omlaag
maak knellende kleding los
verbeter ventilatie van de ruimte
stel patient gerust
breng patient na enige minuten langzaam overeind
overleg mogelijke oorzaak 
laat patient niet alleen naar huis gaan
40
Q

hyperventilatie verschijnselen

A

angst
paresthesieen in handen of rond mond
krampen in handen en soms voeten
harkloppingen drukkende pijn op borst, kortademigheid, droge mond

41
Q

paresthesieen

A

tintelingen

42
Q

tetanie

A

krampen

43
Q

hartinfarct

A

bloedstolsel sluit kransslagader van de hartspier af.
pijn op borst, misselijkheid, braken, bleekheid
cyanose: patient wordt blauw
behandeling: bel 112, dien zuurstof toe

44
Q

glottisoedeem

A

stembanden gaan opzwellen

45
Q

aspiratie van voorwerpen

A

aanmoedigen om te hoesten
vijf slagen op rug tussen schouderbladen
heimlichmanoevre

46
Q

astma

A

vernauwing van broncien
kortademigheid, piepende uitademing, versnelde ademhaling, snelle pols
breng patient in comfortabele houding, laat patien medicatie nemen, onvoldoende resultaat –. bel 112

47
Q

hypoglycemie

A

hongergevoel, bleekheid, trillende handen, suf, verward, bewustzijnsverlies
behandeling: patient glucose laten toedienen

48
Q

epileptisch insult

A

uitlokkende factoren: pijn, spanning, slaapgebrek, onvoldoende voeding

verschijnselen: stemmingsverandering, tonische fase, clonische fase
behandeling: ruimte geven, hartslag/ademhaling blijven controleren, zorg voor begeleiding van patient naar huis

49
Q

eerste tonische fase

A

aanspanning lichaamsspieren, staken van een kreet, verwijde pupillen, kaken op elkaar < 1 minuut

50
Q

clonische fase

A

symmetrishce strekken en schokken van ledematen, hypersialie, incontinentie van rine