les 6 Flashcards

1
Q

dysfagie

A

slikstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oesofagale stenose

A

vernauwing van de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ORN

A

osteo radio necrose

botafbraak door RX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

trismus

A

mondopening beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mucositis

A

ontsteking van het mondslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hypocellulariteit

A

verandering in de cellulariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hypovascularisatie

A

verminderde doorbloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hypoxie

A

verminderde zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stralingscaries

A

caries veroorzaakt door straling
snel optreden serieuze laesies door het wegvallen van de bufferende werking speeksel, poetsen moeilijker door pijnlijk en droog slijmvlies, gewijzigd voedingspatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anemie

A

tekort aan RBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leukocytopenie

A

tekort aan WBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leukoplakie

A

witte niet afstrijkare afwijking die niet als andere afwijkingen kan worden gediagnosticeerd en niet verdwijnt na wegname van oorzakelijke prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

idiopatische leukoplakie

A

als er geen bekende oorzakelijke factoren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

exogene leukoplakie

A

door tabak, alcohol, lokaal trauma of candidiasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

endogene leukoplakie

A

bij patient met onderliggende ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lichen planus

A

chronische onstekingsachtige afwijking van de mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

submuceuze firbrose

A

chronische afwijking waarbij orale mucosa zijn elasticiteit verliest

18
Q

potentieel maligne conditie

A

een veralgemeende toestand die gerelateerd is aan een significant hoge risico op kanker

19
Q

farmacologie

A

i sd eleer van geneesmiddelen

20
Q

cause therapie

A

oorzaak wgnemen

21
Q

symptomatische therapie

A

symptomen van een ziekte bestrijden

22
Q

substitutietherapie

A

patient maakt iets niet aan, medicatie vult dit aan en zorgt dat het in het lichaam wel erkt

23
Q

2 groepen van lipiden

A

olien

vetten

24
Q

functie van cholesterol

A

stabiliseert het celmembraan
bestanddeel van gal
gronstof voor steroidhomenen

25
3 groepen suikers
monosacharide disachariden polysacharide
26
3 belangrijke groepen chemische boodschappers
hormonen neurotransmitters mediatoren
27
homeostase
inwendig mileu van lichaam stabiel houden | vb: bloeddruk, lichaamstemperatuur, gassen in bloed
28
endogene liganden
in het lichaam geproduceerde natuurlijke chemische boodschappers
29
exogene liganden
chemische boodschappers van buitenaf
30
salbutamol
medicatie bij astma zorgt voor het verwijden van luchtwegen kan binden aan receptoren van adrenaline
31
agonisten
bootsen natuurlijke boodschapper na en geven hetzelfde effect
32
antagonisten
blokkers blokkeren de receptoren, maken effect onmogelijk gaan wel binden maar niet sterk, receptor blokkeren. Natuurlijke boodschapper kan niet meer op die plaats binden
33
waarom geneesmiddel dat receptor blokkeert?
blokekert receptor maar heeft geen effect op de cel. als je het natuurlijke effect wilt vermijden of voorkomen vb: lokale anesthesie
34
ionenkanalen
licht elektrisch geladen atomen of kleine moleculen
35
kationen
positief geladen ionen
36
anionen
negatief geladen ionen
37
lidocaine
gebruikte eneesmiddel die interactie aangaat met ionkanaal
38
voltage gated ion channels
spanningsafhankelijk ionenkanaal, gaan open als reactie op elektrisch activiteit rond het membraan
39
ligand gated ionenkanalen
gaan open als reactie op ligand dat bindt aan bijhorend receptoreiwit
40
lidocaine werking
geneesmiddel blokkeren ionenkanaal door in het kanaal zelf te gaan zitten
41
substraat
stof die door enzym in een andere stof wordt omgezet
42
NSAIDS
non steriodal anti inflammatory drugs