Les 8 Flashcards
Immunologisch synaps
contact gebied membraan T-cel en APC/target cel waar communicatie plaatsvindt
wat is c-SMAC en waar bevindt het zich en welke moleculen
center smac in middne van immunologische synaps TCR CD2 CD4 CD28
wat is p-SMAC en waar bevindt het zich en welke moleculen
perifereer smac buitenrand immunologische synaps
LFA
ICAM
talin
T-cel actiavtie stappen
- Membraan moleculen maken contact (niet antigeen specifiek!) mebranen komen dichterbij elkaar
- Membraan moleculen voor specifieke herkenning (1e activatie)
- Membraan moleculen co-stimulatie, APC meer antigenen presenteren -> betere binding (2e activatie)
Welke membraan moleculen voor T-cel activatie fase 1
ICAM 1-3 (t-cel) binden LFA1 en DC-sign (APC)
CD2 (Tcel) bindt LFA-3 (APC)
Welke moleculen voor T-cel activatie, eerste signaal
MHC II met peptide bindt TCR
CD4 bindt beta2 regio MHC / CD8 bindt alpha 3 regio
welke moleculen voor t-cel activatie, tweede signaal
CD28 (T-cel) met B7 (APC)
Functie eerste signaal
Specificiteit
Functie tweede signaal
Sterkte binding door co-stimulatie
Remming van activatie T-cellen wanneer infectie voorbij is
CTLA-4 komt tot expressi een bindt aan B7 ipv cd28 waardoor de costimulatie stopt
Functie IL2 op Th-cellen
IL2 wordt geproduceert door T-cellen en binden op IL2 receptoren op T-cellen wat zorgt voor clonale expansie
Differentiatie effector t-cellen
APC stoot cytokines uit de zorgen voor het veranderen van functie van t-cellen
benoem de Effector T cellen
Th1, Th17, Th2, Tfh, Treg
Th1 (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)
Il12 en IFN-y
IL12 en IFN-y
Activeren macrofagen
Th17 (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)
IL16 en TGF-b
IL17 en IL21
versterkt neutrofiel respons