Les 8 Flashcards

1
Q

Immunologisch synaps

A

contact gebied membraan T-cel en APC/target cel waar communicatie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is c-SMAC en waar bevindt het zich en welke moleculen

A
center smac in middne van immunologische synaps
TCR
CD2
CD4
CD28
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is p-SMAC en waar bevindt het zich en welke moleculen

A

perifereer smac buitenrand immunologische synaps
LFA
ICAM
talin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

T-cel actiavtie stappen

A
  1. Membraan moleculen maken contact (niet antigeen specifiek!) mebranen komen dichterbij elkaar
  2. Membraan moleculen voor specifieke herkenning (1e activatie)
  3. Membraan moleculen co-stimulatie, APC meer antigenen presenteren -> betere binding (2e activatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke membraan moleculen voor T-cel activatie fase 1

A

ICAM 1-3 (t-cel) binden LFA1 en DC-sign (APC)

CD2 (Tcel) bindt LFA-3 (APC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke moleculen voor T-cel activatie, eerste signaal

A

MHC II met peptide bindt TCR

CD4 bindt beta2 regio MHC / CD8 bindt alpha 3 regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke moleculen voor t-cel activatie, tweede signaal

A

CD28 (T-cel) met B7 (APC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functie eerste signaal

A

Specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie tweede signaal

A

Sterkte binding door co-stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Remming van activatie T-cellen wanneer infectie voorbij is

A

CTLA-4 komt tot expressi een bindt aan B7 ipv cd28 waardoor de costimulatie stopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie IL2 op Th-cellen

A

IL2 wordt geproduceert door T-cellen en binden op IL2 receptoren op T-cellen wat zorgt voor clonale expansie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Differentiatie effector t-cellen

A

APC stoot cytokines uit de zorgen voor het veranderen van functie van t-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

benoem de Effector T cellen

A

Th1, Th17, Th2, Tfh, Treg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Th1 (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)

A

Il12 en IFN-y
IL12 en IFN-y
Activeren macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Th17 (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)

A

IL16 en TGF-b
IL17 en IL21
versterkt neutrofiel respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Thf (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)

A

IL6
IL21
Activeert B-cellen

17
Q

Treg (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)

A

TGF-B
TGF-B en IL10
verminderen sterkte effector t-cellen

18
Q

Th2 (differentiatie cytokinen, charastieke cytokine, functie)

A

IL4
IL4 en IL5
activeert cellulair respons tegen parasieten

19
Q

Th1/Th2 balans

A

IFN-y van Th1 remt Th2

IL5 van th2 remt Th1

20
Q

Mitogeen

A

chemische stof die celdeling bevordert in o.a. b en t cellen

21
Q

superantigeen

A

antigeen die zorgen voor overmatige reactie immuunsysteem