les 3 Flashcards

1
Q

functie interferonen (IFN)

A

antivirus activiteit, activatie en deling immuuncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functie interleukine (IL)

A

communicatie tussen, activatie en deling van immuuncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functie chemokinen

A

leiden van immuuncellen naar ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tumor necrosis factoren (TNF)

A

regulatie ontsteking en cytotoxische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Colony stimulating factoren (CDFs)

A

regulatie beenmerg stamcellen -> bepalen welke leukocyten tot ontwikkeling komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

autocrien

A

cytokine bindt aan cel die cytokine maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

paracrien

A

cytokine bindt aan dichtbij gelegen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

endocrien

A

cytokine bindt aan een cel op afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

redendancy

A

verschillende cytokinen met dezelfde werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

synergie

A

verschillende cytokine werken samen voor 1 effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

antagonisme

A

cytokinen werken elkaar tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pleitropie

A

1 cytokine heeft verschillende effecten op verschillende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cascade effect

A

1 cytokine induccert de productie van een ander cytokine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Acute ontsteking

A

Pathogeen volledig uitgeschakeld en opgeruimd
Verwijderen en herstellen schade
Verdwijnen van leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chronische ontsteking

A
Pathogeen wordt niet volledig opgeruimd
Infectie blijft
Antigene stimulus steeds aanwezig
Cytotoxische effecten pathogeen
Veel weefselschade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenemerken ontsteking

A

warm, gezwollen, rood, verlies functie en pijn

17
Q

Warm (latijn)

A

calor

18
Q

Gezwollen (latijn)

A

tumor

19
Q

Rood (latijn)

A

rubor

20
Q

Verlies functie (latijn)

A

functio laese

21
Q

Pijn (latijn)

A

Dolor

22
Q

5 fase ontstekingsreactie

A
  1. infectie/schade
  2. hyperemie
  3. Exsudatie
  4. Diapedese
  5. Profileratie
23
Q

Hyperemie

A

Versterkte doorbloeding door vaatverwijding

24
Q

Exsudatie

A

Uitreden vocht bloedbaan (oedeem)

25
Q

Diapedese

A

Uitreden leukocyten

26
Q

Profileratie

A

Herstelling door fibroblasten

27
Q

Binding voor fagocytose

A

TLR herkent LPS van bacteriën

28
Q

Degradatie in fagolysosoom kenmerken

A

Micromilliue met lage ph
enzymen in granules en lysomen verteren bacterie
Neutrofiele bevatten toxische stoffen en gaan ook zelf dood

29
Q

Indirecte binding macrofagen

A

opsonisatie C3b en/of antistoffen

binding door C3b met CR1, Fc receptoren

30
Q

Directe binding macrofagen

A

TLR met suikermoleculen

31
Q

Functie IL-1b en TNF-a bij ontsteking

A

bloedvaten meer doorlaatbaar

32
Q

functie IL6 bij ontsteking

A

verbranding van vet wat zorgt voor verhoogde temperatuur

33
Q

functie IL 8 ontsteking

A

neutrofiele uit bloed getrokken

34
Q

Functie IL-12 ontsteking

A

zorgt ervoor dat NK-cellen uit bloed getrokken wordt en activeert deze

35
Q

Diapedese direct cel contact (adhesie moleculen op oppervlak)

A

Cel-adhesiemoleculen (ICAM-1,-2)
Integrines (LFA-1, CR3)
Selctines (L- E)
Glycoproteïne (CD34 en CD15)

36
Q

Diapedese indirect cel contact (cyto- en chemokinen)

A

IL-8 en Il-8 receptor

Eotaxine en Eotaxine recptor

37
Q

Diapedese stappen globaal

A

afremming
adhesie
axtravasatie (squeezen door vaatwand leukocyt)
migratie (chemokinen naar locatie ontsteking

38
Q

afremming diapedese

A

cytokine TNF a en IL1 acteveren vaatwand endotheel -> selectines komen tot expressie

Suikermoleculen op leukocyt (slex) binden zwak aan selectines

Leukocyten rollen over selectines -> vertraging

39
Q

Adhesie diapedese

A

Cytokine TNF-a en IL1 IFN-y uitgescheiden door weefsel activeren vaatwand endotheel -> ICAM 1 tot expressie

Leukocyt bindt IL8 met zijn receptor -> leukocyt wordt geactiveerd

LFA1 en CR3 op leukocyt bindt stevig aan ICAM1

Leukocyt ligt stil