Les 7: therapieën Flashcards

1
Q

Biologische therapieën

A
  • Psychofarmica: chemische stoffen die worden gebruikt om gedrag, emoties en cognities gunstig te beïnvloeden. > neurotransmissie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psychologische therapieën

A

problemen oplossen door ze op een constructieve manier te bespreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

psycho-analytische therapie

A

Freud. Vrije associatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Humanistische therapie

A
  • Ontmoeting tussen gelijken. Cliënt i.p.v. patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onvoorwaardelijke positieve aanvaarding

A

ongeacht wat die zegt of doet. De therapeut kan het wangedrag afkeuren, maar dat betekent niet dat de persoon wordt afgekeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

empathie

A

inlevingsvermogen vanuit de therapeut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gedragstherapie

A

proberen gedrag van de cliënt te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cognitieve gedragstherapie

A

discussie stellen van slecht aangepaste overtuigingen. Efficiëntere strategieën om met het leven om te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

RE(B)T

A

rationeel emotieve therapie. Gedachten leiden tot gevoelens die leiden tot gedrag. Inzicht in effect van niet-helpende gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

systematische desensitisatie

A

leert de client een positieve respons te geven bij een stimulus die angst uitlokt. Omdat de positieve respons onverenigbaar is met de angst zal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zelfhulpgroepen

A

zonder therapeut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly