Les 1: Wat is psychologie? Flashcards

1
Q

Psychologie

A

is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dit gedrag ten grondslag liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Copernicaanse revolutie

A

De aarde draait om de zon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Evolutietheorie

A

De publicatie van de evolutietheorie speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de psychologie. In 1859 publiceerde Darwin: “The Origin of the Species”. De evolutieleer houdt de overtuiging in dat alle, huidige leven, inclusief dat van de mens, ontstaan is vanuit vroegere levensvormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dualisme

A

Lichaam en geest zijn van elkaar gescheiden. De geest heeft een vrije wil en is niet onderworpen aan de natuurwetten. > dualisme. René Decartes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rationalisme

A

Het rationalisme stelt, dat de waarheid achterhaald kan worden door gebruik te maken van de rede. Om de mens te begrijpen moest men over hem nadenken. René Decartes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nativisme

A

politiek beleid dat belangen van een inheemse bevolking bevordert boven die van immigranten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Empirisme

A

wordt de inhoud van de geest niet gevormd door aangeboren ideeën en afgeleide inzichten, maar via zintuiglijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Introspectie

A

het kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit. Een actviteit waarbij de eigen gedachten, gevoelens en herinneringen tot onderwerp van overdenking gemaakt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Structuralisme

A

een stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van het bewustzijn probeerde te ontdekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functionalisme

A

een storming in de sociologie en culturele antropologie die uitgaat van de veronderstelling dat sociale verschijnselen een bepaalde functie vervullen in de samenleving en dat sociale verschijnselen onderling samenhang vertonen. Beinvloed door Darwin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behaviorisme

A

James Watson en B.F Skinner – een psychologische stroming waarin men het standpunt huldigt dat enkel observeerbaar, meetbaar gedrag het onderwerp kan vormen van psychologisch onderzoek en theorievorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positivisme

A

Het positivisme stelt dat een wetenschappelijke theorie bestaat uit het beschrijven van de precieze relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen, liefst in de vorm van een wiskundige wet. Ze wilden de psychologische wetten in kaart brengen, zoals bijvoorbeeld de natuurkundige wetten die Newton beschreef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Operationele definitie

A

Theorieën baseren op directe observaties die door andere herhaald kunnen worden. Concepten moet je definiëren in termen van de gebruikte meetprocessen en zo concreet mogelijke begrippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

S-R psychologie

A

Het behaviorisme wordt vaak omschreven als s+r psychologie. Een stimulus lokt een respons uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychoanalyse

A

Volgens deze theorie waren het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen en lag de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen bij onbewuste krachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hermeneutiek

A

Het interpretatiewerk van de psychoanalytische therapeut leek meer op een begrijpen van het verleden dan op het onderzoekswerk van een natuurwetenschapper.

17
Q

Cognitieve psychologie

A

Volgens deze stroming wordt informatie verwerkt in de hersenen en kan men de mechanismen van de informatieverwerking blootleggen door gebruik te maken van de natuurwetenschappelijke methode.

18
Q

Biopsychosociaal model

A

volgens dit model is alle functioneren het gevolg van 3 invloeden: een biologische, een psychologische (of cognitieve) en een sociale. Men kan alleen een goed beeld van een fenomeen krijgen als men aan alle drie de invloeden aandacht besteedt.

19
Q

Psychologisering

A

Het toegenomen belang van psychologische variabelen en verklaringen in menselijke relaties.

20
Q

Stereotype

A

een verzameling van simplistische en sterk veralgemenende opvattingen over een groep van mensen, die niet op persoonlijke ervaringen gebaseerd zijn en meestal een negatieve ondertoon hebben.