Hoofdstuk 6 motivatie Flashcards
motivatie
verwijst naar de factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaald moment op een bepaalde manier gedraagt.
Homeostase
een lichamelijk evenwichtstoestand die door individuen in stand wordt gehouden.
drifttheorie
is uitsluiten gebaseerd op het principe van homeostase. Zegt dat fysiologische tekorten aanleiding geven tot een lichamelijke behoefte, die als deze niet wordt bevredigd resulteert in een drift.
instincttheorie
volgens deze theorie worden gedragingen van mensen en dieren bepaald door instincten; dit zijn onvrijwillige gedragingen die uitgelokt worden door een stimulus en een genetische basis hebben.
opwindingstheorie
volgens deze theorie streven mensen en dieren bijvoorbeeld naar een optimaal opwindingsniveau.
zelfdeterminatietheorie
is momenteel de belangrijkste theorie op basis van behoeften. Volgens deze theorie hebben mensen drie aangeboren psychische basisbehoeften: verbondenheid, competentie en autonomie.
doel
een cognitieve representatie van een gewesnte of ongewenste eindtoestant, die het gedrag stuurt.
intrinsieke motivatie
is motivatie gericht op het uitvoeren van een activitiet wegens het plezier dat men vindt in de activiteit zelf en de voldoening die men haalt uit het voltooien van de activiteit.
extrinsieke motivatie
is motivatie om bepaalde activiteiten uit te voeren omdat deze activiteiten leiden tot het bereiken van een ander doel.
toekomstperspectief
verwijst naar de tijdafstand en de doelen die men nastreeft.
Goal-setting theory
is gebaseerd op het uitgangspunt dat doelen met specifieke karakteristieken belangrijk zijn om goed gemotiveerde medewerkers te hebben en te houden.
zelfcontrole
de mate waarin men de kortetermijnverlangens kan controleren om langetermijndoelstellingen te realiseren.
leptine
wordt aangemaakt door je vetcellen, om het lichaam het signaal te geven dat je genoeg hebt gegeten en is een belangrijk hormoon bij het regelen van de vetafzetting.
streefgewicht
een notie die men geregeld gebruikt bij de langetermijnsignalen voor honger en verzadiging.
hypothalamus
een structuur in het midden van de hersenen die anatomisch onderverdeeld kan worden in een aantal kernen.
geslachtshormonen
de hormonen dia van invloed uitoefenen op geslachtsorganen, geslachtskenmerken en geslachtsdrift.
Coolidge-effect
na gemeenschap met een partner brengt de introductie van een andere partner meestal een snellere hernieuwde activiteit teweeg.
kinsey rapport
kwam uit het onderzoek van Kinsey in 1950 en was de eerste grote wetenschappelijke opiniepeiling over seksualiteit.
prestatiemotivatie
de motivatie om iets te verwezenlijken en dit goed te doen.
prestatiedrang
de behoefte om iets te verwezenlijken en dit goed te doen
faalangst
een angst die voorkomt uit de schaamte die men voelt bij een mislukking.
taakmotivatie
men wil de activiteit tot een goed einde brengen.
egodoelen
zijn gericht op het prestatieniveau en op de positie ten opzichte van anderen.
zelf-handicappen
een manier om aan faalangst te ontsnappen door zichzelf een handicap te verschaffen. Een tactiek waarbij iemand de gevolgen van falen voor zichzelf probeert te minimaliseren en de gevolgen van succes proveert te mazimaliseten door een beroep te doen op externe factoren.
zelfregulatie
het proces waarbij iemand zich doelen stelt en zichzelf beloont bij het bereiken van die doelen.
academische zelfeffectiviteit
verwijst naar de efficiëntie die een individue bij zichzelf ziet om bepaalde prestaties te kunnen leveren die nodig zijn voor het bereiken van een gewenst doel.
wet van yerkes en Dodson
het verband tussen de mate van motivatie en het prestatieniveau.
maladaptief perfectionisme
wanneer de nagestreefde perfectiegraad de prestaties schaadt