Les 2: De waarneming Flashcards
Gewaarwording
de opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar omgezet in beelden, klankenm geuren, smaken (de waarneming)
Waarneming
het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen.
Visuele agnosie
een dergelijke aandoening, waarbij de gewaarwordingen niet meer geinterpreteerd kunnen worden tot een betekenisvol geheel.
Perceptuele constantie
het fenomeen van gelijkblijvende voorwerpen, ondanks er voortdurende veranderingen in het retinale beeld afspelen.
Proximale stimulus
het geheel van fysische energie dat onze sensorische receptoren stimuleert.
Distale stimulus
het object in de buitenwereld dat de fysische energie (en dus de proximale stimulus) produceert.
Heuristisch interpretatieproces
het visuele systeen de meest waarschijnlijke distale stimulus berekent op basis van deze veronderstellingen en de proximale stimulus.
visuele illusies
verschaffen informatie over de processen waarop de waarneming gebasseerd is.
Bottom-up processen
verwijzen naar de informatiestroom van de receptoren aan de basis (bottom) naar de hogere hersencentra (up) die verantwoordelijk zijn voor het herkennen en classificeren van voorwerpen.
Primaire schets
het eindresultaat
Perceptuele organisatie
het proces waarbij de verschillende randen uit het retinale beeld gestructureerd worden in grotere gehelen die in een bepaalde relatie tot elkaar staan.
Perceptuele groepering
verwijst naar de processen die ervoor zorgen dat elementen uit de primaire schets waargenomen worden als bij elkaar horend, als onderdeel van eenzelfde perceptuele ervaring.
Gestaltpsychologen
volgens hen was het volledig figuur belangrijker dan de onderdelen waaruit het figuur bestond.
Figuur-achtergrondscheiding
bij de perceptuele organisatie is de noodzaak om een onderscheid te maken tussen een figuur en een achtergrond.
Patroonherkenning
een object te herkennen en de bijbehorende informatie te activeren, moet het kijkergerichte beeld aan een voorstelling in het geheugen gekoppeld worden.
Kenmerkenherkenning
voorwerpen hebben kenmerken die zich op bepaalde manieren tot elkaar verhouden.
Template-matching
hierbij wordt de figuur die tijdens de perceptuele organisatie geïsoleerd werd, vergeleken met een reeks van templates in het geheugen.
Top-down processen
signalen die vertrekken vanuit de higere hersencentra en de dataverwerking in lagere stadia van het informatieverwerkingsproces beïnvloeden.
Subjectieve contouren
de grenzen die niet de stimulus voorkomen, alleen in de subjectieve ervaring van de waarnemer.
Binoculaire dispariteit
elke retina ontvangt enigszins verschillende informatie over een voorwerp in de buitenwereld.
Monoculaire diepteaanwijzing
aanwijzingen die ook met één oog waargenomen kunnen worden.
Ponzo-illusie
dat de grootte van een object in de menselijke waarneming wordt beoordeeld tegen de achtergrond
Biolgische bewegingen
veel voorwerpen die bewegen komen niet op ons af, maar voeren bewegingen uit onafhankelijk van de positie van de waarnemer. Dit is vooral het geval voor levende wezens.
Apparente beweging
een beweging die we waarnemen die er niet echt is.
Geïnduceerde beweging
dit is een situatie waarbij de beweging van een voorwerp verkeerd gepercipieerd wordt door een beweging in de achtergrond.
Spiegel neuronen
doen niet alleen andermans bewegining na maar ook de bedoeling en de emotie die erachter zit.
Visuele klip
een apparaat om de diepte perceptie van mensen en dieren te onderzoeken.