les 7 Flashcards
1
Q
pocketdiepte
A
afstand in mm vanaf de marginale gingiva tot de meest coronaal gelegen vezelige bindweefselaanhechting
2
Q
eigenschappen sucrose (3)
A
= sacharose–> rietsuiker/ bietsuiker
- kan onder bepaalde condities karameliseren
- bevat veel caloriën en is cariogeen
- hydrolyseert gemakkelijk in glucose en fructose
3
Q
monosachariden(5)
A
- glucose = druivensuiker
- fructose = vruchtensuiker
- mengsel glucose en fructose = invertsuiker
- galactose
- xylose
4
Q
disachariden(2)
A
- maltose
- lactose
5
Q
intrinsieke suikers
A
mono- en dischariden die van nature in de cellulaire structuur van voeding zitten zoals bij groenten, fruit en granen
6
Q
extrinsieke suikers
A
mono- en dischariden die niet intracellulair in de voedselstructuur zitten, zoals honing/ rozijnen en vijgen
7
Q
3 suikervervangers
A
- glucosestropen
- maltodextrine
- suikeralcoholen
8
Q
3 suikeralchoholen
A
- sobitol
- xyitol
- mannitol
9
Q
niet-calorische zoetstoffen (3)
A
- saccharine
- cyclamaat
- aspartaam
10
Q
extra toevoegingen van xylitol (2)
A
- natriumcarbonaat
- ureum –> ammonia
( + stimulerende speekselvloed –> bevat meer bicarbonaat)