Les 6 Flashcards
bis jetzt
tot nu toe
sich anmelden für, belegen (einen Kurs)
zich inschrijven voor
schreef in
heeft ingeschreven
Recht, Richtigkeit
het gelijk
etw untersuchen
een onderzoek doen naar
Gespräch
(de) praat
widerrufen
herroepen
herriep
heeft herroepen
durchsagen, ausrufen
omroepen
riep om
heeft omgeroepen
auffordern, aufrufen
oproepen
riep op
heeft opgeroepen
ausrufen, verkünden
uitroepen
riep uit
heeft uitgeroepen
zusammenrufen, einberufen
bijeenroepen
riep bijeen
heeft bijeengeroepen
sich schämen wegen
(zich) schamen voor
schaamde zich
heeft zich geschaamd
trennen von (nicht nur bzgl Beziehungen), (sich) scheiden von
scheiden van
scheidde
heeft zich gescheiden
differenzieren von, einen Unterschied machen im Vergleich zu…
schelen aan
scheelde
heeft gescheeld
Er wordt veel op de Belastingdienst gescholden.
schimpfen auf jdn
schelden op
schold
heeft gescholden
sich unterscheiden in etw (zB dem Preis)
schelen in
scheelde
heeft gescheeld
Dat scheelt nogal wat in prijs.
abweichen von, einen Unterschied haben bzgl jdm
schelen met
scheelde
heeft gescheeld
Hij scheelt drie jaar met zijn broertje.
schießen auf
schieten op
schoot
heeft geschoten
sich erschrecken vor
schrikken van
schrikte
heeft geschrikt
beziehen auf
slaan op
sloeg
heeft/is geslagen
Waar slaat dat nu op?
etw schaffen, etw erfolgreich tun
slagen in
slaagde
is geslaagd
Hij is erin geslaagd om een kaartje te bestellen.
etw bestehen (eine Prüfung)
slagen voor
slaagde
is geslaagd
Hij is geslaagd voor zijn rijexamen.
schlecht sein in
slecht zijn in
schmecken nach
smaken naar
smaakte
heeft gesmaakt
flehen um
smeken om
smeekte
heeft gesmeekt
sich sehnen nach
snakken naar
snakte
heeft gesnakt
Ik snak naar een kop koffie!
sich bewerben für/um
solliciteren naar
solliciteerde
heeft gesolliciteerd
sich spezialisieren auf
(zich) specialiseren in
specialiseerde zich
heeft zich gespecialiseerd
etw bereuen
spijt hebben van
über jdn witzeln/spotten
spotten met
spotte
heeft gespot
Je moet niet met gebrekkige mensen spotten.
fähig/bereit sein zu
(in) staat zijn tot
Hij is ertoe in staat.
starren auf
staren op
staarde
heeft gestaard
Waar zit je zo naar te staren?
stimmen für
stemmen op
stemde
heeft gestemd
Ik stem op die nieuwe partij.
sterben an
sterven aan
stierf
is gestorven
Hij is aan kanker gestorven.
(sich) stützen auf
steunen op
steunde
heeft gesteund
Een tafel steunt meestal op vier poten.
ersticken an
stikken in
stikte
heeft gestikt
De hond is in een bot gestikt.
aufhören zu …
stoppen met
stopte
heeft gestopt
Stoppen met roken vinden veel mensen een moeilijke opgave.
sich auf etw stürzen
(zich) storten op
stortte
heeft gestort
Hij heeft zich op zijn werk gestort.
streben nach, hinarbeiten auf
streven naar
streefde
heeft gestreefd
De vereniging voor Veilig Verkeer streeft naar meer veiligheid op de weg.
konkurrieren/kämpfen mit
strijden met
streed
heeft gestreden
De clubs strijden met elkaar om de eer.
bekämpfen, kämpfen gegen
strijden tegen
streed
heeft gestreden
De soldaten strijden tegen de vijand.
ringen um, kämpfen für
strijden voor
streed
heeft gestreden
Wij strijden voor een beter milieu.
Feind
de vijand
widersprechen, verstoßen gegen
in strijd zijn met
Stelen is in strijd met de wet.
verstoßen gegen
strijdig zijn met
Dat is strijdig met de voorschriften.
gegensätzlich sein zu
tegengesteld zijn aan
Oorlog is tegengesteld aan vreedzaam samenleven.
enttäuscht sein von
teleurgesteld zijn in
Ik ben teleurgesteld in die film.
zurückkommen auf
terugkomen op
kwam terug
is teruggekomen
Kom je terug op je voorstel?
zurückkommen von
terugkomen van
kwam terug
is teruggekomen
Hij kwam terug van zijn werk.
Vorschlag
het voorstel
widerspenstig
weerbarstig
grundlegend
wezenlijk
akzeptieren, aufnehmen, übernehmen
aanvaarden
aanvaardde
heeft aanvaard
Ik aanvaard je excuses en hoop dat je de mijne ook accepteert.
ausführen, verrichten
verrichten
verrichtte
heeft verricht
Zij verricht belangrijk werk voor een internationale organisatie.
zur Verfügung stellen
ter beschikking (stellen)
(de beschikking)
De overheid stelt extra geld ter beschikking voor noodhulp aan asielzoekers.
verfeinern
verfijnen
verfijnde
heeft verfijnd
unverbindlich
vrijblijvend
Als je iets belooft, is dat niet vrijblijvend. Wat je belooft, moet je ook doen.
versprechen
beloven
beloofde
heeft beloofd
beschimpfen als
uitmaken voor
maakte uit
heeft uitgemaakt
Het was een heel vervelend incident waarbij de man begon te schelden tegen de verkoper. Hij maakte hem uit voor leugenaar en dief.
übereinstimmen/zusammenpassen mit
rijmen met
rijmde
heeft gerijmd
De laatste tijd fietst hij veel meer en gaat hij regelmatig naar de sportschool. Zijn nieuwe gedrag valt wel te rijmen met zijn recente ideeën over gezonde voeding en gezond leven.
verlockend
aanlokkelijk
Het is een heel aanlokkelijk idee om nu te stoppen met werken en lekker op een terrasje te gaan zitten.