Les 46 | Latijn Flashcards
1
Q
perii
A
pf. van perire
2
Q
perire
A
omkomen
3
Q
quicquam (non)
A
(n)iets
4
Q
quisquam (non)
A
(n)iemand
5
Q
quidam, quaedam, quoddam
A
- ev een (zekere), een of andere; 2. mv sommige, enige
6
Q
quisque, quaeque, quodque
A
iedere, elke
7
Q
recepi
A
pf. van recipere
8
Q
recipere
A
- ontvangen; 2. se recipere zich terugtrekken
9
Q
sanctus, -a, -um
A
heilig, onschendbaar