Les 32 | Latijn Flashcards
1
Q
ascendere
A
bestijgen, klimmen (op)
2
Q
atque
A
en
3
Q
ferre
A
- dragen, brengen; 2. verdragen
4
Q
magnitudo, -dinis
A
grootte
5
Q
nisi
A
- als niet; 2. behalve
6
Q
petere
A
- zoeken, vragen; 2. proberen te bereiken; 3. aanvallen
7
Q
promisi
A
pf. van promittere
8
Q
promittere
A
beloven
9
Q
regnum
A
- koningschap; 2. koninkrijk
10
Q
tuli
A
pf. van ferre