Les 39 | Latijn Flashcards
1
Q
actus
A
ppp. van agere
2
Q
agere
A
- leiden, voeren; 2. doen
3
Q
civitas, civitates
A
- burgerij; 2. stad
4
Q
coepi pf.
A
ik ben begonnen
5
Q
iactus
A
ppp. van iacere
6
Q
inimicus, (-a, -um)
A
- bnw vijandig; 2. znw. vijand
7
Q
plebs, gen. plebis
A
het gewone volk
8
Q
res publica
A
staat, republiek
9
Q
senatus 4
A
senaat
10
Q
virgo, virgines
A
meisje, maagd