Les 30 | Latijn Flashcards
1
Q
accepi
A
pf. van accipere
2
Q
accipere
A
ontvangen, aannemen
3
Q
castra mv
A
legerkamp
4
Q
conveni
A
pf. van convenire
5
Q
convenire
A
bijeenkomen
6
Q
curia
A
senaatsgebouw
7
Q
defendere
A
verdedigen
8
Q
dolere
A
treuren, pijn hebben
9
Q
habere
A
- hebben 2. houden
10
Q
moenia mv
A
(stads)muren
11
Q
mortuus, -a, -um
A
- bnw gestorven 2. znw dode
12
Q
nuntius
A
- bode; 2. bericht