Les 38 | Latijn Flashcards
1
Q
dedere (se)
A
zich overgeven
2
Q
fides 5
A
- (woord van) trouw; 2. vertrouwen
3
Q
imperator, -ores
A
- opperbevelhebber; 2. keizer
4
Q
imperium
A
- bevel, gezag; 2. heerschappij, rijk
5
Q
missus
A
ppp. van mittere
6
Q
mittere
A
sturen
7
Q
posterus, -a, -um
A
volgend
8
Q
spes 5
A
hoop, verwachting
9
Q
vivus, -a, -um
A
levend
10
Q
vix
A
met moeite, nauwelijks