Les 4 Flashcards

1
Q

zich verloven

A

se fiancer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de verloving

A

les fiançailles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de verloofden

A

les fiancés

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

iemand ten huwelijk vragen

A

demander quelqu’un en mariage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het verbreken van de verloving

A

la rupture des fiançailles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

trouwen/huwen met iemand

A

se marier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het huwelijk

A

le mariage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de echtgenoten

A

les époux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de getuigen

A

les témoins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de echtelijk verblijfplaats

A

la résidence conjugale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de hoofdverblijfplaats

A

la résidence principale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de gezinswoning

A

le logement familial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de woonplaats

A

le domicile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

getrouwd zijn

A

être marié

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vrijgezel zijn

A

être célibataire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gescheiden zijn

A

être séparé/divorcé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

uit het echt scheiden

A

divorcer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

samenwonen

A

cohabiter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de samenwoners

A

les cohabitants

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de feitelijke samenwoning

A

la cohabitation de fait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de verklaring van wettelijke
samenwoning

A

la déclaration de cohabitation légale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de feitelijke scheiding

A

la séparation de fait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de scheiding van goederen

A

la séparation des biens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de scheiding van tafel en bed

A

la séparation de corps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de echtscheidingprocedure

A

la procédure de divorce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de echtscheiding aanvragen

A

demander le divorce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

een vraag tot echtscheiding inleiden

A

introduire une demande de divorce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de echtscheiding uitspreken

A

prononcer le divorce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de gronden tot echtscheiding

A

les causes du divorce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

de echtscheiding door onderlinge
toestemming (EOT)

A

le divorce par consentement mutuel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (EOO)

A

le divorce pour cause de désunion irrémédiable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

het overspel

A

l’adultère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

de bemiddeling

A

la médiation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

de verzoening

A

la conciliation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

de bemiddelaar

A

le médiateur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

de collaboratieve onderhandelingen

A

le droit collaboratif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

de schuldvraag

A

la question de culpabilité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

de onderhoudsuitkering

A

la pension alimentaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

de onderhoudsbijdrage

A

la contribution alimentaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

de databank van akten van de burgerlijke stand (DABS)

A

la base de données des actes de l’état civil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

de geboorteakte

A

l’acte de naissance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

de akte van levenloos kind

A

l’acte de l’enfant sans vie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

de afstamming

A

la filiation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

de vader

A

le père

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

de moeder

A

la mère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

de meemoeder

A

la coparente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

de ouders

A

les parents (père et mère)

48
Q

het vaderschap

A

la paternité

49
Q

het moederschap

A

la maternité

50
Q

de verwantschap

A

la parenté

51
Q

het vermoeden van vaderschap

A

la présomption de paternité

52
Q

de erkenning

A

la reconnaissance

53
Q

de vordering tot onderzoek naar het vaderschap

A

l’action en recherche de paternité

54
Q

de betwisting van vaderschap

A

la contestation de paternité

55
Q

de verwekker

A

le géniteur

56
Q

verwant

A

apparenté

57
Q

het ouderlijk gezag

A

l’autorité parentale

58
Q

de opvoeding

A

l’éducation

59
Q

de verblijfsregeling

A

l’hébergement

60
Q

het bezoekrecht

A

le droit de visite

61
Q

de bijzonder affectieve band

A

le lien d’affection particulier

62
Q

de voogdij

A

la tutelle

63
Q

de voogd

A

le tuteur

64
Q

de hoedanigheid

A

la qualité

65
Q

de rechtsbekwaamheid

A

la capacité juridique

66
Q

de handelingsbekwaamheid

A

la capacité d’exercice

67
Q

de beschermde persoon

A

la personne protégée

68
Q

de minderjarige

A

le mineur

69
Q

de buitengerechtelijke bescherming

A

la protection extrajudiciaire

70
Q

de rechterlijke bescherming

A

la protection judiciaire

71
Q

het bewind

A

l’administration

72
Q

de bijstand

A

l’assistance

73
Q

de vertegenwoordiging

A

la représentation

74
Q

het beheer

A

la gestion

75
Q

de vertrouwenspersoon

A

la personne de confiance

76
Q

de adoptie

A

l’adoption

77
Q

de gewone adoptie

A

l’adoption simple

78
Q

de volle adoptie

A

l’adoption plénière

79
Q

de geadopteerde

A

l’adopté

80
Q

de adoptant

A

l’adoptant

81
Q

de person ten laste

A

la personne à charge

82
Q

het belang van het kind

A

l’intérêt de l’enfant

83
Q

het huwelijkscontract

A

le contrat de mariage

84
Q

het huwelijksvermogensstelsel

A

le régime matrimonial

85
Q

het wettelijk stelsel

A

le régime légal

86
Q

de scheiding van goederen

A

la séparation des biens

87
Q

de zuivere scheiding van goederen

A

la séparation des biens pure et simple

88
Q

het gemeenschappelijk vermogen

A

le patrimoine commun

89
Q

het eigen vermogen

A

le patrimoine propre

90
Q

de gemeeschap van aanwisten

A

la communauté d’acquêts

91
Q

de vereffening-verdeling

A

la liquidation-partage

92
Q

de rechthebbende

A

l’ayant droit

93
Q

de verklaring van afweizigheid

A

la déclaration d’absence

94
Q

de gerechtelijke verklaring van overlijden

A

la déclaration judiciaire de décès

95
Q

het overlijden

A

le décès

96
Q

het testament

A

le testament

97
Q

de schenking

A

le don/la donation

98
Q

de gift

A

la libéralité / le don

99
Q

de erfenis / de nalatenschap

A

la succession / l’héritage

100
Q

de aangifte van nalatenschap

A

la déclaration de succession

101
Q

de boedelafstand

A

l’abandon d’actif

102
Q

de zuivere aanvaarding

A

l’acceptation pure et simple

103
Q

de aanvaarding onder voorrecht
van boedelbeschrijving

A

l’acceptation sous bénéfice d’inventaire

104
Q

de verwerping

A

la renonciation

105
Q

de erfgenaam

A

l’héritier

106
Q

de erfopvolging

A

l’ordre de la succession

107
Q

de lijfrente

A

la rente viagère

108
Q

het vruchtgebruik

A

l’usufruit

109
Q

de reserve

A

la réserve

110
Q

de reservataire erfgenaam

A

l’héritier réservataire

111
Q

de langstlevende echtgenoot

A

le conjoint survivant

112
Q

de inbreng

A

le rapport

113
Q

de inkorting

A

la réduction

114
Q

de schenking op voorschot van erfdeel

A

la donation en avancement d’héritage

115
Q

de schenking buiten erfdeel

A

la donation hors héritage

116
Q

de notaris

A

le notaire