Les 21: Spelling Engelse Woorden Flashcards

1
Q

De stam van Engels werkwoord

A

Je hebt het hele werkwoord, dan zal je ‘-en’ ervan= stam
Bv; speechen-speech
Bv; racen-race

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat met een dubbelen medeklinker

A

Als het eindigt op dubbele medeklinker veranderd het in het Nederlands naar 1 medeklinker, behalve als het een Engelse uitspraak blijf
Bv; stressen-stres, grillen-gril
Bv; baseballen-baseball

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat als het eindigt op -le

A

Dan veranderd het in het Nederlands naar ‘-el’, tenzij de uitspraak van het woord veranderd
Bv; Google-Googel
Bv; recyclen-recycle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verleden tijd van Engels werkwoord

A

De stam + de of te

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voltooid deelwoord van Engelse werkwoorden

A

De stam + d of t en + ge vooraan het woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly