Les 2. Werking van systemen in het lichaam Flashcards
Anatomische indeling van het zenuwstelsel
Centrale en perifere zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel
Hersenen (grote, kleine, tussen en hersenstam) en ruggenmerg. Volledig omgeven door botten. Informatie wordt vanuit het lichaam verwerkt, en stuurt tevens het lichaam aan. Daarom beschermd.
Perifere zenuwstelsel
Perifere zenuw. Zenuwbanen die niet door botten zijn omgeven, zoals in de ledenmaten. Ook essentieel voor aansturen, maar niet om te overleven.
Fysiologische indeling van het zenuwstelsel
Animaal zenuwstelsel (of willekeurig) en autonoom zenuwstelsel (of vegetatief)
Animaal zenuwstelsel
Zorgt ervoor dat wij prikkels kunnen registreren en kunnen omzetten in actie, zoals waarnemingen met de zintuigen
Autonoom zenuwstelsel
Zelfstandig; niet of nauwelijks te beïnvloeden door onze wil. Zorgt dat onze hart blijft kloppen, spijsvertering, enz.
Verdeling binnen het autonome zenuwstelsel
Orthosympatisch en parasympatisch
(Ortho)sympatisch
Bij prikkels, stelt het lichaam zichzelf in staat voor paraatheid. Bijv. schrikken; ademhaling, adrenaline, bloedtoevoer; direct kunnen vluchten.
Parasympatisch zenuwstelsel
Geprikkeld in rusttoestand. Zorgt ervoor dat onderdelen geprikkeld raken om tot rust te komen. Daling hartslag, werking spijsvertering.
Drie belangrijkste lichaamsvloeistoffen
Bloed, weefselvocht en lymfe
Wat wordt bereikt door circulatie?
Homeostase. Dat de samenstelling van het inwendig milieu constant van samenstelling blijft. Hierdoor kunnen alle cellen op ieder moment over voldoende zuurstof en voedingsstoffen beschikken zodat het celmetabolisme normaal kan verlopen. Door de circulatie worden bovendien afvalproducten vanuit de weefsels meegenomen en op speciale plaatsen, zoals in de nieren en in de longen, uit het bloed verwijderd. Ten slotte zorgt de circulatie voor een gelijkmatige verdeling van de warmte over het lichaam.
Inwendig milieu
De vloeistof rondom de lichaamscellen of interstitium
Samenstelling bloed
Bloedplasma 55% (water, plasma-eiwitten, fibrinogeen, zouten, voedingsstoffen, hormonen, afvalstoffen), bloedcellen 45% (erytrocyten, leukocyten, trombocyten)
Samenstelling bloedplasma
Bloedplasma is een heldere, lichtgele vloeistof bestaande uit: water, plasma-eiwitten (albumine, globulinen, fibrinogeen), zouten, voedingsstoffen, hormonen, afvalstoffen (ureum, urinezuur, CO2, bilirubine)
Samenstelling bloedcellen
Erytrocyten (rode bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) (granulocyten, lymfocyten, monocyten), trombocyten (bloedplaatjes)
Functies van het bloed
Transport van onder andere de gassen O2 en CO2 in opgeloste vorm, voedingsstoffen, hormonen, eiwitten en excretieproducten; handhaven van een constant inwendig milieu t.a.v. o.a. (kristalloid)-osmotische waarde, colloid-osmotische druk (COD) en pH; beschermende functie tegen ziekteverwekkers en andere lichaamsvreemde stoffen en bloedstelping (hemostase)
Functie plasma-eiwitten
Handhaving van de COD (colloid-osmotische druk), transportmiddel, antilichamen, stollingsfactoren, enzymen, buffercapaciteit, eiwitreserve
Hemopoese
De vorming van bloedcellen
Hemoglobine
Komt uitsluitend voor binnen de erytrocyten. Geeft aan bloed de rode kleur.
Onderverdeling leukocyten
Leukocyten bevindt zich in bloed en weefsels (ongeveer 25 keer meer). Granulocyten, lymfocyten, monocyten
Betekenis van de bloedgroepen.
Antigenen zijn gebonden aan de erytrocyten A, B, AB of aan geen (O). Daarnaast maakt het bloed anti-A en/of anti-B aan.
Resusfactor
Resusantigeen (+) of resusantilichamen (wanneer - van + krijgt).
Hemostase (bloedstelping)
Het proces waarlangs het bloedverlies na een bloeding tot een minimum wordt beperkt
Stappen van hemostase (bloedstelping)
vasoconstructie (vaatvernauwing), stelping (vorming van een bloedprop), coagulatie (bloedstolling). Hierna zorgt het op gang gekomen ontstekingsproces voor vasodilatatie.
Wat gebeurt er met zuurstof nadat het het vanuit de alveoli (longblaasjes) dmv diffusie in het bloedplasma is gekomen?
De zuurstof wordt gebonden door het roodgekleurde wit hemoglobine (Hb) in de erytrocyten.
Waarom kan er een grote hoeveelheid zuurstof worden gebonden tot HbO2 (oxyhemoglobine)?
Doordat erytrocyten zeer veel Hb bevatten en het totale oppervlak van alle erytrocyten zeer groot is
Waarom vindt er alleen anaerobe verbranding plaats in erytorcyten?
In hemoglobine wordt alle aanwezige zuurstof gebonden aan het heemijzer. Hierdoor is er geen zuurstof beschikbaar om de nodige energie voor de erytrocyt te leveren. Hierdoor is er in een erytrocyt altijd een hoge concentratie melkzuur.
Wat gebeurt er met koolstofdiozide dat de bij de verbranding in de mitochondrien is gevormd?
Een klein deel van dit CO2 lost in het bloedplasma op en wordt in die vorm naar de longen vervoerd. De rest diffundeert naar de erytrocyt. Hier bindt zich een deel aan de aminogroepen van eiwitten. De rest van de totale hoeveelheid wordt door het bloed getransporteerd in de vorm van bicarbonaationen (HCO3).
Wat gebeurt er me de pH in het bloed van een astmapatient?
Een astmapatient is niet in staat om alle CO2 uit te ademen met als gevolg dat het CO2 zich ophoopt (hypercapnie) en het bloed zuurder is dan normaal (acidose).
Wat gebeurt er met de pH in het bloed van iemand die hyperventileert?
De pH is hoger dan normaal (alkalose)
Wat doen H+ ionen in het bloed?
Zorgen ervoor dat het bloed zuur wordt. Hoe sterker de verbranding, hoe meer CO2 er wordt gevormd in de weefsels en hoe meer H+ ionen er in het bloedplasma komen.
Bloedvatstelsel (tractus circulatorius)
Het hart (de pomp) en de bloedvaten
Onderverdeling in bloedvaten
Arteriën (slagaders), arteriolen (kleine slagaders), capillairen (haarvaten), venulen (kleine aders) en venen
Wat doen de arterien en arteriolen (slagaders)?
Ze voeren het bloed van het hart af en kloppen daardoor, vandaar de naam slagaders.
Wat doen de venulen en venen?
Voeren bloed terug naar het hart. Het meeste bloed bevindt zich in de venen, die daarmee dienen als opslagvaten van het bloed.
Wat doen de capillairen?
Zij vormen de overgang tussen het arteriele en veneuze deel van het vaatstelsel. Alleen van de capillairen is de wand doorlaatbaar, daarom vindt alleen daar afgifte plaats van zuurstof en voedingsstoffen aan het weefsel en opname van koolstofdioxide vanuit het weefsel. In de longcapillairen verlopen deze processen omgekeerd.
De vaatstelsel van het hart
De basis (bovenste gedeelte) en de grote vaten die zijn bevestigd aan het hart.
Ligging en bouw van het hart
De stompe apex (hartpunt) ligt aan de linkerzijde tussen de vijfde en zesde rib, ongeveer 8 cm vanaf het midden van het sternum. Het hart is omgeven door het pericard (hartzakje). Het septum cordis (harttussenschot) verdeelt het hart in een linker- en rechterhelft. Iedere harthelft bestaat uit een atrium (boezem),het bovenste deel en het onderste deel dat ventrikel (kamer) wordt genoemd. De anulus fibrosus (een fibreuze ring) vormt de scheiding tussen de atria en de ventrikels. In deze ring bevinden zich de twee soorten kleppen. Aan beide atria zitten uitstulpingen, auriculae (hartoortjes).
De twee soorten kleppen van het hart
Bevinden zich in de anulus fibrosus. De atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen) en de arteriële kleppen.
De atria van het hart
Zijn de plaatsen waar de venen in het hart uitmonden. In het linkeratrium monden de vier longaders uit. Het rechteratrium is de mondingsplaats voor de bovenste holle ader en onderste holle ader en aan de achterzijde van het hart, het verzamelvet van de kransaders.
Hoe wordt bloed van het hart afgevoerd?
Vanuit de beide ventrikels voeren twee grote arterien het bloed van het hart af. Vanuit de linkerventrikel door de aorta (de grote lichaamsslagader). Vanuit de rechterventrikel vindt de bloedafvoer plaats door de truncus pulmonalis die zich meteen vertakt in de linker en rechter longslagaders.
Functie hartkleppen
Het voorkomen dat het bloed terugstroomt, zodat het eenrichtingsverkeer van het bloed is gewaarborgd.
De twee soorten kleppen
Atrioventriculaire kleppen en arteriële kleppen
Hoe wordt het hart van bloed voorzien?
Door de linker arteria coronaria en rechter ateria coronaria, de coronairarteriën of kransslagaders. Het zijn de eerste zijtakkken van de aorta waarvan het begin pal achter de aortaklep ligt.
Welk weefsel zorgt ervoor dat de contractie van het hart ritmisch verloopt?
Het nodale weefsel, dat zelfstandig impulsen kan genereren. Bevindt zich in de Sinu-Atriale knoop en AtrioVentriculaire knoop. Fungeert als primaire pacemaker van het hart.
Welke ionen spelen een belangrijke rol in de hartspiercellen?
NA+ en K+-ionen
Rustpotentiaal
Spanningsverschil over het membraan van iedere levende cel. De binnenzijde van de cel is dan negatief geladen tov de buitenzijde. K+ belangrijkste binnen in de cel, Na+ buiten de cel in interstitium en bloedplasma.
Na/K-pomp
Om het concentratieverschil in stand te houden. Eiwitmolecullen die aan de buitenzijde van de cel kaliumionen binden en aan de binnenzijde natriumionen. Ten koste van energie (ATP) worden deze ionen tegen de concentratie in weer naar binnen (K+) en naar buiten (Na+) getransporteerd.