Les 14 Flashcards

1
Q

3 aspecten emotie

A

A evaluatie (beoordeling situatie)
B lichamelijke respons (schrikken bv)
C subjectieve ervaring (gevoel, bang)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Capgraswaan

A

Overtuiging dat mensen en dieren opeens hun vertrouwdheid zijn verloren en dubbelgangers zijn geworden. Persoon wordt wel herkend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hypothese van gezichtsfeedback

A

Emotionele ervaring wordt versterkt of verzwakt door spieractiviteit int gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 factoren theorie

A

Emotioneel geladen stimuli lokken fysiologische reacties uit die worden geïnterpreteerd obv
- fysiologische respons
- info uit omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Valentie emotie

A

Onaangenaam of aangenaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arousal emotie

A

Kalm of opgewonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Amygdala

A

Angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Orbitofrontale cortex

A

Woede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anterior cingulate cortex

A

Droefheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Insula

A

Walging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Syndroom van capgras

A

Dislocatie tussen cognitieve en fysiologische reactie. Patient herkent mensen wel maar denkt dat dit dubbelgangers zijn. Wel herkenning maar geen emotionele reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gyrus cinguli

A

Verbind emotie en cognitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Motovatie hierachie maslow

A

Fysiologische behoefte (water eten)
Veiligheid en zekerheid
Behoefte aan liefde
Waarderingsbehoefte (zelfwaardering)
Behoefte aan zelfactualisatie (zelfontplooiing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Instrinsieke motivatie

A

Motivatie gericht op het plezier wat men eruit haalt en de zelfvoldoening
(Bv trots)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Extrinsieke motivatie

A

Motivatie om iets te doen vanwege de dingen wat het oplevert (bv geld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Goal setting theory

A

Doel moet aantrekkingskracht hebben
Hoe hoger het doel hoe hoger de prestaties
Prestatie hang af van de wil om doel te bereiken

17
Q

Egodepletie

A

Mate zelfcontrole neemt af als men meer keuzes moet maken waarbij zelfcontrole nodig is

18
Q

Taakmotivatie

A

Men wil de activiteit tot goed einde brengen

19
Q

Aantrekking door positieve egodoelen

A

Men wil de beste zijn en zo bekwaamheid bewijzen

20
Q

Vermijding van negatieve egodoelen

A

Angst om negatief beoordeeld te worden, faalangst

21
Q

Faalangst

A

Als vermijding van negatieve egodoelen, groter is dan taak motivatie en aantrekking door positieve egodoelen. Vaak zelfhandicappen (telaat beginnen met leren, dus logisch dat ik het niet heb gehaald)