Les 13 Flashcards
Probleem oplossen
Algortimen
Heuristieken
Analogieën
Algoritmen
Reeks operaties die probleemoplossing garanderen. Verkeerd algoritme geeft verkeerde oplossing. Woordpuzzel. Vooral bij gestructureerd probleem.
Gestructureerd probleem
Vastliggend dat er een oplossing is en de oplossing staat vast
Ondergestructureerd probleem
Niet duidelijk of er een oplossing is en hoe deze eruit zou zien
Heuristieken
Informele intuïtieve oplossingsstrategieën die men bedenkt om problemen aan te pakken, sneller dan algoritmes, ook bij ondergestructureerde problemen
Vb heuristieken
Subdoelanalyse (complex probleem opdelen in kleinere delen)
Middel-doel analyse (reeks kleine stapjes, telkens nagaan wat nodig is voor je eind doel)
Van einddoel naar beginstand
Trial and error
Analogie
Probleem oplossen door te kijken naar soortgelijk probleem. Of eenvoudiger probleem
Functionele gefixeerdheid
Men zit vast aan het gebruik van een bepaald voorwerp
Incrementele problemen
Stap voor stap benadering van einddoel
Discontinue problemen
Problemen waarbij vooruitgang lijkt geboekt te worden, maar uiteindelijk in een soort neerwaartse spiraal terecht komt waar je heel moeilijk uit komt.
Incubatie effect
Probleem even aan de kant zetten en daarna wel kunnen oplossen
Illusie van interpretatie diepte
Mensen denken fenomenen beter te begrijpen dan ze werkelijk doen omdat ze abstracte kennis verwarren met concrete kennis
Recepten kennis
Weten hoe je iets gebruikt maar niet precies hoe het werkt
Redeneren
Evalueren van de waarheid of waarschijnlijkheid van verklaringen
Deducatief redeneren (algemeen naar specifiek)
inducatief redeneren (specifiek naar algemeen)
Syllogisme
Uitspraak 3 regels, eerste 2 zijn permissen en 3e een besluit.
1. Als het regent is de staat nat
2. De straat is nat
3. Dus, het heeft geregend
Voorwaardelijk redeneren
Als het geregend heeft, is de straat nat
Categorisch redeneren
Alle fransen zijn dom
Alle domme mensen zijn lelijk
Dus fransen zijn lelijk
Lineair redeneren
Wim is groter dan rick
Rick is groter als mij
Dus wim is groter als mij
2 systemen theorie
Associatief leren (stimuli die vaak samen voorkomen worden met elkaar geassocieerd)
Gecontroleerd proces dat beroep doet op werkgeheugen (logisch redeneren
Inducatief redeneren
Redeneerproces waarbij men van specifieke gevallen tot algemene conclusies komt
3 vb inducatief redeneren
Classificatie
Reeksen voortzetten
Analogieën
Confirmatie neiging
Mensen hechten meer gewicht aan info die je overtuiging bevestigd dan iets wat het tegenspreekt
Illusoire corelatie
Verband dat op basis van inducatied redeneren gevonden wordt bestaat niet altijd
Framing effect
Beslissingen worden beïnvloed door het feit of de gevolgen positief of negatief worden beïnvloed. Hoge overlevingskans ipv lagere sterfkans
Linguisctisch determinisme
Hetgeen wat men denkt en hoe ze dit doen wordt volledig beïnvloed door daar
Linguistische relativiteit
Taal van mensen heeft invloed op denken, maar taal is niet de enige bepalende factor