Lees- en ontwikkelingstheorieën Flashcards

1
Q

Wat houdt het twee-routemodel van lezen in?

A

Lexicale route voor woordherkenning:
* via grafemen niet fonemen, voor uitzonderingswoorden bv; cake en bekende woorden
Fonologische route voor woordherkenning
* van grafeem tot foneem tot betekenis, voor beginnende lezers (laagfrequentie, onbekende en pseudowoorden)

Beide routes worden gelijktijdig geactiveerd tijdens het lezen, maar hun bijdrage varieert afhankelijk van:
* De aard van het woord
* De taakcontext
* De individuele leesvaardigheid

Argumenten voor een niet-lexicale route:
* Lezers kunnen pseudowoorden lezen.
* Regelmatigheidseffect: regelmatige woorden worden sneller benoemd dan uitzonderingswoorden.
* Oppervlakte dyslexie: lezers hebben meer moeite met lezen van uitzonderingswoorden na hersenletsel.
Argumenten voor een lexicale route:
* Lezers kunnen uitzonderingswoorden, logografen (€, 3, =, …) en homofonen (wei en wij) lezen.
* Woordsuperioriteitseffect: woorden worden vlotter verwerkt dan betekenisloze woorden.
* Woordfrequentie-effect: hoogfrequente woorden worden sneller verwerkt dan laagfrequente woorden.
* Letters in een woord worden sneller herkend dan in een nonsenswoord.
* Woorden worden sneller benoemd dan nonsenswoorden.
* Inhoudswoorden worden beter gelezen dan functiewoorden (omdat, die, …) en woorden met lage voorstelbaarheidswaarde (vrijheid).

Beperkingen:
* Volledig bottom-up: houdt geen rekening met top-down processen zoals context en verwachtingen.
* Woordsuperioriteitseffect: model verklaart niet goed waarom woorden sneller worden herkend dan nonsenswoorden met dezelfde letters en klanken.
* Letter-in-woord-effect en pseudowoordsuperioriteitseffect: model verklaart niet goed waarom letters sneller worden herkend in een woord dan in isolatie, en waarom pseudowoorden sneller worden gelezen dan onzinwoorden. 

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de Grapheme-Phoneme Correspondence (GPC)-regels?

A

set van impliciete regels die bepalen hoe grafemen worden omgezet in fonemen. worden toegepast in de fonologische route om de uitspraak van een woord te bepalen. Dit gebeurt stapsgewijs, van letter tot letter.
Eerst worden de grafemen van een woord omgezet in fonemen. Vervolgens worden de fonemen gecombineerd tot de uitspraak van het woord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt het **Interactieve-activatiemodel **(IAM) in?

A

Verklaart hoe (menselijke) woordherkenning plaatsvindt door zowel bottom-up (BU) als top-down (TD) processen.

Belangrijke componenten:
. Woordsuperioriteitseffect: Woorden worden sneller herkend dan nonsenswoorden.
. Feedbacklus: Versterkt de activatie van correcte letters en remt de activatie van foute letters.
. Frequentie-effect: Hogere frequentie woorden worden sneller herkend.
. Fonologische verwerking: Klanken spelen een belangrijke rol bij het herkennen van woorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt het **connectisch model **in?

A

benadrukt twee belangrijke principes:
1. Covariaat leren: Het brein herkent patronen in de samenhang tussen verschillende aspecten van woorden, zoals orthografie (letters) en fonologie (klanken).
2. Zelfconsistentie: De patronen in het model zijn intern consistent.
Fonologische mediatietheorie: Fonologische codering speelt een dominante rol bij woordherkenning. Bij het zien van “boom” wordt de klankvorm van het woord geactiveerd.
* Beeldvorming: Het woordbeeld kan ook directe verbindingen activeren. Bijvoorbeeld: “boom” kan “room” activeren (één grafeem/foneem verschil).
* Orthografie en fonologie covariëren: veranderingen in de ene component gaan vaak samen met veranderingen in de andere.
* Orthografie en semantiek covariëren niet: woorden met verschillende betekenissen kunnen dezelfde orthografie hebben (“bank”).
* Interactie van aspecten: Het connectisch model belicht de interactie tussen orthografie, fonologie en semantiek bij woordherkenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 2 hoofdtype Leesontwikkelingstheorieën?

A
  1. Stage-based theorieën
  2. Item-based theorieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit: Stage-based leesontwikkkelingstheorieën

A
  • Lezen verloopt in vaste stappen: logografisch, alfabetisch, orthografisch.
  • In elke fase leert de lezer nieuwe vaardigheden.
  • Dyslexie kan problemen veroorzaken in alle fases
    * Fasetheorie van Frith (1985):
    o Logografische fase: herkennen van hele woorden (bijv. logo’s)
    o Alfabetische fase: decoderen van letters naar klanken (spellen)
    o Orthografische fase: herkennen van woorden als gehelen (automatisch)
  • Leesstadia van Ehri (2005):
    o** Pre-alfabetisch:** context en visuele kenmerken
    o Partieel-alfabetisch: letters en klanken
    o Volledig alfabetisch: decoderen van nieuwe woorden
    o Geconsolideerd alfabetisch: herkennen van woorddelen
    o Geautomatiseerd: vlot lezen van bekende woorden en voldoende strategieën om nieuwe woorden te leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit: Item-based leesontwikkelingstheorieën

A
  • Hoe een woord gelezen wordt hangt af van hoe goed het bekend is.
  • Lezers leren door ‘self-teaching’: ze herkennen patronen en koppelen die aan klanken en betekenissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt het **alfabetisch principe ** in?

A

stelt dat elke letter een specifieke klank vertegenwoordigt, en dat deze klanken samen woorden vormen.

2 belangrijke leesmethoden:
1. **Phonics: **Effectiever, Benadrukt het leren van klank-tekenkoppelingen, Traag in het begin, maar vlotter over tijd.

  1. Whole language: Benadrukt het herkennen van hele woorden, Slaat het decoderingsproces over, Minder cognitief belastend, Moeilijker om nieuwe woorden te leren.

Het alfabetisch principe is de basis voor:
* Fonologisch bewustzijn: Het vermogen om klanken in taal te herkennen, manipuleren en produceren.
* Leesvaardigheid: Het vermogen om geschreven taal te begrijpen en te interpreteren.

Het leren van het alfabetisch principe is een complex proces dat zich geleidelijk ontwikkelt. Kinderen doorlopen verschillende fasen in hun alfabetische ontwikkeling:

Letterherkenning: Kinderen leren letters te herkennen als visuele symbolen.
Letter-klankkoppeling: Kinderen leren de klank die bij elke letter hoort te herkennen.
Blending: Kinderen leren klanken samen te voegen om woorden te vormen.
Segmentatie: Kinderen leren woorden op te splitsen in afzonderlijke klanken.

**Dyslectici hebben vaak moeite met het leren van het alfabetisch principe. **

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van articulatie

A

Het leren van letters en articulatiegebaren kan de ontwikkeling van leesvaardigheid bij jonge kinderen bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lln die woorden opschrijven kunnen achteraf woorden beter spellen dan lln die woorden intikten of ze met plaatjes van letters vormden

A

kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het effect van 1à2x/week oefenen bij ernstige leesproblemen?

A

geen effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het effect van computergestuurde leesoefeningen bij ernstige leesproblemen?

A

nauwelijks effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het effect van paraprofessionals bij ernstige leesproblemen?

A

merkbaar maar tijdelijk effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Leerkrachten die een goed uitgebouwd programma gebruiken (een intensief leerlingvolgsysteem) hebben een wel/geen effect?
A

een groot effect, maar zonder aanvullende individuele begeleiding duurt ook dat effect niet lang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het stabiliteits-plasticiteitsdillema?

A
  • Traditionele modellen (dual-route model): stabiel, snel, betrouwbaar, maar geen leermechanisme (weinig plasticiteit).
  • Recentere modellen (connectionistisch model): plastisch (in staat nieuwe woorden te leren), leren nieuwe woorden, maar minder stabiel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is lexicale asymmetrie?

A
  • Ontstaat wanneer directe woordherkenning of interactieve strategie niet goed verworven is.
  • Leidt tot spellende strategie of radend lezen.
  • Moeilijk op te lossen, want beide systemen zijn afhankelijk van elkaar.
  • Orthografisch leren als zelflerend mechanisme is onvoldoende (bottom-up).
17
Q

wat is de self-teaching hypothese?

A

once learners have established their knowledge of grapheme-phoneme correspondences and the essential process of segmenting and blending, they begin to apply this knowledge to new and novel words.

  • Kenmerken: Item-based, vroegtijdig begin, fonologie + orthografie.
18
Q

wat is het woordsuperioriteitseffect?

A

Als proefpersonen wordt gevraagd zo snel mogelijk aan te geven met welke letter een woord begint, dan doen zij dat sneller als het een echt woord betreft (zoals AUTO) dan een nepwoord (AXHO), of zelfs als de letter los voorkomt (A). Kennelijk is het zo dat het brein al heel snel de context van de letter heeft waargenomen. De informatiestroom lijkt in dit geval eerder omgekeerd, van complex naar elementair, te lopen.