Dyslexiedebat Flashcards

1
Q

Juist/fout: ‘Dyslexie is een aparte wetenschappelijke categorie.’

A

Fout, volgens de descriptieve definitie heeft een zwak leesvermogen een arbitraire grens met grens met ‘normaal’ lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe ziet de aanpak en preventie van dyslexie eruit?

A
  • voorspellen is gedeeltelijk mogelijk
  • probleem is eerder aanleren ipv vermogen lezen
  • gestandaardiseerde remediëring = onderdeel betrouwbaar criterium, maar weinig objectieve criteria
  • diagnose vn voor hogere sociale klasse
  • rol van leesmethoden is omstreden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef enkele exclusiecriteria van dyslexie

A

vreemde moedertaal, instructiekwaliteit, zintuigelijke afwijkinigen, ziekte, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat wordt er bedoeld met een ipsatief model bij diagnose van dyslexie?

A

Ipv de persoon met een normgroep te vergelijken, wordt hij vergeleken met eigen capaciteiten, waardoor een lager IQ niet persé een uitsluitingscriterium vormt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de relatie tussen leesvaardigheid en IQ?

A
  • matige correlatie (r =.35-.60)
  • lage voorspellingswaarde (d² =12-36%)
  • dyslexie is een specifieke uitdaging in het verwerken van geschreven taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de oorzaak van dyslexie?

A

Er is hoogstwaarschijnlijk geen puur genetische oorzaak, eerder een multifactoriële.
Er wordt nog onderzoch of dyslexie een onderdeel is van een latente factor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de genetische load van dyslexie?

A

34-66% kans als ouder dyslectisch is
tweeling: .47-84 (hG²)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

is dyslexie geslachtsgebonden?

A

Nee, maar heeft wel een geslachtsgebonden penetratie. Daardoor komt het komt vaker voor bij jongens dan meisjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een 1/3 van de genetische invloeden die betrokken zijn bij leerstoornissen, zijn ook gerelateerd aan?

A

1/3 algemene intelligentie
1/3 andere leergebieden
1/3 is enkel voor specifiekke leerstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe verschilt iemand met dyslexie neurologisch van iemand zonder?

A
  • minder activatie linker OT (visuele woordherkenning)
  • minder activatie rechter TP (fonologische vaardigheden bv; koppelen van letters aan klanken)
  • hogere activatie rechter achterste delen bilaterale IF
  • minder connectiviteit Inferieur pariëtaal gebied, IF en OT:
  • slechtere samenwerking tussen hemisferen

OT: occipitotemporaal (OT-gebied)
TP: temporoparietaal (TP-gebied)
IF: inferieur pariëtaal (IF-gebied)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe verschilt iemand met dyslexie neuroanatomisch van iemand zonder?

A
  • volumeafwijking
  • ectopia’s (atypische posities neuronen)
  • lagere fractionele anisotropie (mate van diffusie van watermoleculen in witte stof in de hersenen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indicatoren van dyslexie

A
  • 1,5j oud minder woordenschat en trager groeiend
  • kleuters: zelfde letterkennis,snelbenoemen en foneemanalyse
  • 2e en 3e leerjaar: grote achterstand lezen, spellen, snellezen en fonologisch bewust zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

juist of fout; de aanwezigheid van dyslexie bij ouders heeft geen impact op de ernst van dyslexie bij hun kinderen

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

juist/fout: samenwerking tussen hemisferen bij dyslectici verloopt normaal

A

fout, verloopt niet optimaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

juist/fout, sommige symptomen van dyslectici veranderen in de ontwikkeling

A

juist, anderen zijn al vroeger aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat houdt het intergenerationeel multiple deficit model in?

A
  • Multiple deficits: Dyslexie is niet het gevolg van één enkelvoudig deficit, maar van een combinatie van verschillende cognitieve tekorten. deze kunnen het risico op dyslexie vergroten/verkleinen. Op zich zijn ze nooit voldoende voor het ontstaan van dyslexie, wel in hun optelsom.
  • Intergenerationele overdracht: Dyslexie kan overgedragen worden van ouders op kinderen via genetische en omgevingsfactoren.
  • Dynamische ontwikkeling: Kan ontwikkelen en veranderen over de tijd. De symptomen en de ernst van de stoornis kunnen variëren per individu en per levensfase.
  • sommige factoren zijn specifiek, anderen worden gedeeld met bv; Taalstoornis
17
Q

Wat houdt het response to instruction model in? En wat is de effectgrootte van dit onderzoek?

A
  • is een systematische, data-gedreven aanpak voor het identificeren en ondersteunen van leerlingen met leerproblemen, met name dyslexie. Gericht op vroege identificatie, preventie en interventie, met als doel om alle leerlingen te helpen hun volledige potentieel te bereiken.
  • **gelaagd systeem **van interventies, met toenemende intensiteit en ondersteuning.
    groepsinstructie (80%)> verlegde instructie (10-20%) > intensieve individuele instructie (5%)
  • Continue monitoring: De voortgang van leerlingen wordt voortdurend gemonitord om te beoordelen of de interventies effectief zijn.
  • d = 1.07 groot effect
18
Q

wat komt er naar voren uit Genen-omgevingsinteracties

A
  • gunstige genen en gunstige omgeving veel groter effect dan voor ongunstige genen
  • gunstige genen en **ongegunstige omgeving **ietsje beter dan voor ongunstige genen

MAAR omgeving is nog steeds van belang!