Lecture week 2 Flashcards

1
Q

Waar bestaat het lange termijn geheugen uit?

A
  • Declaratief/Expliciet geheugen: Informatie die je bewust kan ophalen
  • Non-declaratief/Impliciet geheugen: Vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is anterograde amnesie

A

Anterograde amnesie: geen geheugen voor nieuwe feiten/events

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het episodisch geheugen

A

Autobiografische gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tot hoe ver terug kunnen jonge kinderen persoonlijke herinneringen terughalen?

A
  • 2-jarigen: tot enkele weken/maanden geleden

* 3- tot 5-jarigen: tot meer dan een jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naarmate kinderen ouder worden onthouden ze — en gaan ze — vertellen.

A

meer, gedetailleerder (narrative details)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kinderen van 2 gaan naar het herinneren van –% van een verhaal naar –% na 2 jaar

A

85%, 75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kunnen verklaringen zijn voor meer narrative details over dezelfde gebeurtenis wanneer kinderen ouder worden?

A
  • Ontwikkeling verbale vaardigheden
  • Meer over de gebeurtenis gaan nadenken
  • Beïnvloedbaarheid van het geheugen: info van ouders of later gevonden details worden verwerkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is infantiele amnesie en hoe werd het door freud genoemd

A

Dat mensen geen herinneringen hebben van voor het 3e levensjaar
Onderdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn verklaringen voor infantiele amnesie?

A
  • Geheugensystemen nog in ontwikkeling

* Events zijn anders opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een pseudoherinnering

A

Een herinnering die niet echt is, maar is gecreëerd door andere mensen erover te horen praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In het onderzoek van Williams (1994), hoeveel procent van de mensen had geen herinnering van hun misbruik?

A

38%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is het onwaarschijnlijk dat mensen er liever niet over willen praten wanneer ze een gebeurtenis zijn vergeten?

A

Ze zijn wel bereid om over andere gevoelige onderwerpen te praten:
• Seksuele activiteiten (incl prostitutie)
• Geslachtsziektes
• Abortus
• Ander misbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kon er volgens Loftus (1994) mogelijk aan de hand zijn bij het vergeten van misbruik?

A
  • Jonge slachtoffers: niet als misbruik opgeslagen
  • Herinnering vervormd
  • Kind beschermen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen klinisch en cognitief psychologen als het gaat om vergeten misbruik?

A

Klinisch psychologen:
• Jeugdtrauma’s → te pijnlijk → onderdrukt en vergeten → onbewust aanwezig → psychische problemen
• Andersom: Psychische klachten → oorzaak verdrongen trauma
• Ophalen herinneringen belangrijk voor therapie/herstel

Cognitief psychologen:
• Vergeten en later herinneren niet onmogelijk, maar
• Geheugen onbetrouwbaar & gevoelig voor suggestie
• Kans op valse herinneringen
Vooral sceptisch als herinneringen opgedaan na therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan een verklaring zijn voor het gebrek aan ondersteunend bewijs voor hervonden herinneringen?

A

Mensen met hervonden herinneringen zijn gevoeliger voor suggestie (bij het testen met DRM paradigma).
Hetzelfde was gevonden bij mensen die herinneringen hebben aan alien ontvoering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het DRM paradigma

A

→ woordenlijst presenteren - semantisch aan elkaar gerelateerd
→ afleiding
→ Testfase: herken je deze woorden:
- Woorden die in de lijst voorkwamen
- Woorden die NIET in de lijst voorkwamen

Het target woord dat niet in de lijst voorkwam noemen we de critical lure.

17
Q

Waar of niet waar: mensen met hervonden herinneringen zijn even gevoelig voor critical lure dan mensen waarbij de herinnering spontaan weer naar boven is gekomen.

A

Niet waar

Mensen met hervonden herinneringen zijn significant meer gevoelig voor een critical lure.

18
Q

Wat is context-dependent memory?

A

Het opslaan van een herinnering in een bepaalde setting. Wanneer je terug komt in dezelfde context zijn er cues waardoor de herinnering weer boven komt.

19
Q

Wat is het forgot-it-all-along effect?

A

Niet alleen de gebeurtenis vergeten maar ook dat je het je ooit hebt herinnerd (aan iemand hebt verteld bijvoorbeeld).
Mensen die spontaan een gebeurtenis herinneren zijn hier gevoelig voor.

20
Q

Kunnen herinneringen die naar boven komen tijdens therapie gelden als juridisch feit?

A

Nee

21
Q

Wat kwam uit het onderzoek over de invloed van suggestie van Loftus (1979,2005)

A

Wanneer er bij een interview NA het zien van een ongeluk gebruik werd gemaakt van het woord smashed, gaven de getuigen al snel aan dat de auto sneller ging dan wanneer er bij andere getuigen het woord bumped of contacted werd gebruikt.

22
Q

Hoeveel procent van de kinderen waren gevoelig voor suggestie in het Sam Stone experiment?

A
  • De helft van de kleuters gaan mee met suggestie
  • 25-50% zegt het zelf gezien te hebben
  • 10-20% houdt vol, ook als de onderzoeker zijn twijfel uit
23
Q

Wat komt er uit een onderzoek naar suggestiviteit bij oudere kinderen?

A

Hoe ouder hoe meer correct het wordt naverteld.

Oudere kinderen noemen minder suggestieve items. Gevoeligheid voor suggestie neemt af met de leeftijd.

24
Q

Welke factoren spelen nog meer een rol in de gevoeligheid voor suggestie?

A

• Geslachtsverschillen → geen duidelijk bewijs
• Gehechtheid → veilig = minder gevoelig voor suggestie
• Incident vs. repeated event:
Wanneer je iets herhaaldelijk meemaakt, sla je niet meer elk element van de gebeurtenis op. Er ontstaat een globale herinnering van hoe het gaat. Je bent zo gevoeliger voor suggestie.
• Delay tussen incident en interview.

25
Q

Hoe kunnen we de fouten in het geheugen verklaren bij suggestiviteit?

A
  1. Compliance: kinderen zijn meegaand en nemen deze informatie mee in het geheugen
  2. Bronamnesie (source monitoring error/source misattribution effect)
26
Q

Wat is het (forced) confabulation effect?

A

door je eigen mentale voorstelling aan het werk te zetten kunnen er valse herinneringen ontstaan.

27
Q

Wanneer is het confabulation effect sterker?

A

bij gebruik van foto’s als cues voor het ophalen van kennis