LE5: Fenotypische variatie Flashcards
Wat is het fenotype?
Een bepaalde meetbare eigenschap van het individu. Meestal ten minste deels een genetisch component. De omgeving levert een grote bijdrage.
Hoe bepalen we fenotypische plasticiteit?
Eén genotype kan - afhankelijk van omgevingsomstandigheden - leiden tot verschillende fenotypen.
Heeft het fenotype alleen betrekking op het uiterlijk van een individu?
Nee, het fenotype komt ook tot uiting als bijvoorbeeld, timing van het broeden en de toonhoogte van de zang.
Hebben alleen de genen invloed op het fenotypen?
Nee, ook omgevings factoren zijn belangrijk voor de tot stand komning van een bepaald fenotypen. Zo is de gemiddele bevolkingslengte omhoog gegaan door gezondheidszorg en voedsel maar is er geen alteratie in het genotypen geweest.
Wat is het maternaal effect?
Invloed van de moeder op fenotypische kenmerken van haar nakomelingen die niet langs genetische weg tot stand komt. Het fenotype loopt als het ware achter op het genotype van de moederlijke ouder.
Wat bestudeert de epigenetica?
De studie van wijzigingen in de genexpressie zonder dat er wijzigingen in de DNA-sequentie plaats vinden.
Wat is epigenetische informatie?
Via chromosomen kunnen ouders extra informatie doorgeven aan de DNA-code. Vaak gaat het om methylgroepen (CH₃) op bepaalde cytosine in het DNA, die bepaalde genen stilleggen.
(Links het normale bloemtype, rechts is de expressie van het gen onderdrukt)
Hoe drukken we de fenotypische variatie uit in een formule?
Fenotypische variatie = omgevingsvariantie + genetische variantie + interactievariantie
Wat is de fenotypische variatie van een populatie?
De mate van het voorkomen van verschillende fenotypes. Dit wordt bepaald door de omgeving, interacties en het genotypen. Extremen komen minder vaak voor dan de middenklasses.
Wat houdt het in als we zeggen dat de effecten additief zijn?
Dat alle effecten van alle relevenate genen en alle allelen simpelweg optelbaar zijn.
Wat is het VGA? Additieve genetische variatie.
Het deel van de genetische variantie dat door additieve effecten door werkt daar het fenotypen.
Waar zijn de dominantie effecten aan gebonden?
Deze zijn gebonden aan de de specifieke combinatie van allelen die een individu heeft. En zijn niet overdraagbaar op een volgende generatie.
Wat is het dominantie component genetische variantie?
(VGD) Deel van de genetische variantie wat wordt bepaald door dominantie-effecten.
Wat is interactie component genetische variantie?
(VGI) Deel van de genetische variantie wat wordt bepaald door interacties tussen genen betrokken bij een eigenschap.
Hoe bepalene we de erfelijkheidsgraad (heritability)?
(h2) Het deel van de fenotypische variantie dat een erfelijke basis heeft.
(=genetische variantie/fenotypische variantie)