LE2 Opbouw van de aarde Flashcards

1
Q

In welke delen is de aarde opgedeeld?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 4 stappen in de elastic rebound theory?

A

a) Begin situatie
b) Vervorming zonder breuk
c) Breuk door spannings opbouw op een bepaald punt
d) Herpositionering van de gesteentes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen een hypocentrum en een epicentrum.

A

Het hypocentrum is het centrum van het breukproces. Het epicentrum is het punt aan het aardoppervlak boven het hypocentrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noemen we de golven die zich voortplanten in omringende gesteentes?

A

Seismische golven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 seismische golf soorten kunnen we onderscheiden?

A

P-golf (ruimtegolf), S-golf (ruimtegolf), Love-gold (oppervlaktegolf) en Rayleigh-golf (oppervlaktegolf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen ruimtegolven en oppervlaktegolven.

A

Dit horen we al aan de naam. Ruimte golven planten zich voort in het inwedige van de aarde. oppervlakte golven langs of vlak onder het aardoppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe plant een P-golf zich voort?

A

Dit zijn longitudale golven, ze bewegen zich achtereenvolgend in dezelfde en tegengestelde richting. Ze gaan gepaard met volume verandering van de materie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe plant een S-golf zich voort?

A

Dit is een transversale golf. De materie beweegt zich loodrecht op de voorplantingsrichting. Er is wel vormverandering maar geen volume verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat de aanduiding P en S voor als we het hebben over seismische golven?

A

De P staat voor primair en de S voor secundair. dit heeft te maken met hun voortppantingssnelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt een seismograaf?

A

Een zware massa wordt bevestigd aan een veer of een slinger. Door zijn grote traagheid volgt deze de massa van de aarde niet, maar het frame wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt wet van Hooke in?

A

De wet van Hooke zegt dat, de afwijking van een elastisch object (zoals een veer), recht evenredig is met de kracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De aarde heeft een elastisch karakter, wat houdt dit in?

A

Wanneer er kracht uitgoefende wordt op een elastisch object vervormd deze, wanneer de kracht vedwijnt, verdwijnt ook de vervorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van de stijfheid- of schuifmodules?

A

Er treedt vormverandering op. Dit is vooral bij S-golven het geval door een soort schuifbewging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In vloeistoffen is de stijfheidsmodule gelijk aan 0, welke gevolgen heeft dit voor S-golven?

A

S-golven planten zich voort volgens de formule:

vs = √u/p hieruit kunnen we zien dat dit resulteert in niks dus S-golven kunnen zich niet voortplanten in vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als een golf een grensvlak raakt.

A

Dan wordt deze of wel teruggekaatst (gereflecteerd) of gedeltelijk gebroken (gerefracteerd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe luidt de wet van Snellius?

A

De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing.

17
Q

Wat is conversie van een seismische golf?

A

Wanneer een P- of S-golf niet alleen een gerfracteerde of gereflecteerde golf van de zelfde soort kan opleveren maar ook van de ander.

18
Q

Hoe drukken we de wet van snellius uit in formule?

A

sin i1/v1 = sin i2/v2

19
Q

Wat gebeurt er bij de refelctie methode voor het meten van de onderlaag?

A

Op meerdere ountern worden ‘‘schoten’’ afgevuurd. Met de looptijd van de resulterende golven kan de dichtheid van de het onderligende gesteente bepaald worden.

20
Q

Wat is belangrijk om te onthouden bij grensvlak golven?

A

Dat bij een grensvlak golf de golf zich na breking naar het onderliggend medium zich met een andere (soms sneller) snelhied voortplant v2.

21
Q

Wat is het deflectiepunt?

A

De afstand tot het schotpunt S waar de gefracteerde golven en directe golven gelijktijdig aankomen.

22
Q

Eigentrillingen van de aarde welke 4 mogelijke trillingen kunnen we onderscheiden?

A

De aarde is een elastisch lichaam, er kunnen 4 mogelijke trillingen optreden:

a tegenover elkaar liggende aardhelften draaien ten
opzichte van elkaar
b uitzetting en inkrimping
c verplaatsing van het zwaartepunt
d van uitgerekt naar afgeplat (t.o.v. de polen)

23
Q

Wat houdt de term schaduwzone in?

A

Een bepaalde zone waar de seismische energie het aardoppervlak niet bereikt, doordat de aarde een vloeibare buitenkern heeft.

24
Q

Hoe ziet volume verandering in een P-golf in vaste stof?

A

Door de volumeveranderingen worden ook schuifbewegingen in het omringende materiaal geïnduceerd. Hierbij komt een nieuwe constante (c).

25
Q

Wat is de formule voor voortplantingssnelheid van een S-golf?

A

De wortel van de elasticiteitsconstante (stijfheidsmodulus μ) gedeeld door de dichtheid ρ.

In vloeistoffen geldt μ=0; S-golven kunnen zich niet door vloeistof bewegen.

26
Q

Waarom is het verschil in aankomst tijd tussen P- en S-golven van belang?

A

(Ts - Tp). Van groot belang omdat het een directe maat is voor de afstand van het waarnemingsstation tot het epicentrum van de beving.

27
Q

Welke intervallen zijn te onderscheiden in de buitenste laag van de mantel?

A
  1. Diepte: 100-200 km - lagesnelheidslaag.
  2. Diepte: 380-400 km - toename seismische snelheden
  3. Diepte: 650-700 km - snelle stijging vₚ en vₛ

Snelheidstoenamen waarschijnlijk veroorzaakt door olivijn - spinel - oxiden.

28
Q

Wat is laterale heeterogeniteit?

A

Verschillen in samenstelling, structuur, temperatuur en dichtheid nabij de aardoppervlak.
Het gevolg van de laterale verschillen is dat de snelheid van de seismische golven ook in laterale richting varieert.

29
Q

Beschouw de volgende hypothetische situatie:

de aardkorst onder een continent is 35 km dik,

met een uniforme, longitudinale snelheid v1 = 6,4 km s–1.

De onderliggende mantel heeft een snelheid v2 = 8,0 km s–1.

Hoe groot is de minimale afstand tussen het schotpunt en de seismograaf, waarvoor geldt dat de langs de Moho gerefracteerde golf als eerste P-golf aankomt?

A

De gevraagde afstand is de afstand tussen het schotpunt O en het deflectiepunt xd (opgave 2.2 en figuur 2.12).

Hiervoor geldt:

30
Q

Wat gebeurt er op grond van het isostasieprincipe als een jong hooggebergte door erosie ‘afgesleten’ wordt?

A

Erosie van een gebergte, ongeacht of dit tijdens of na de opheffing plaatsvindt, leidt tot verlaging van de druk in de bovenmantel onder het gebergte.

Hierdoor zal mantelmateriaal uit het omringende gedeelte van de mantel naar de plaats onder het gebergte ‘toestromen’ en zal de diepte van de wortel onder het gebergte afnemen. Bij voortdurende erosie zullen de diepere delen van de korst steeds verder worden opgeheven en uiteindelijk kan op deze manier de hele wortel verdwijnen.

Het voormalige gebergte is nu vlak afgesleten en omhooggekomen, en vormt nu een hoogvlakte.
Bij een dergelijke isostatische opheffing snijden de rivieren zich steeds dieper in (ze houden als het ware de opheffing bij) en ontstaan er scherpe rivierdalen in de hoogvlakte.

Het Ardennen-gebergte levert een goed voorbeeld van een oud gebergte, waar zich dit proces heeft afgespeeld (en waar het waarschijnlijk nog steeds doorgaat); we zullen verderop in de cursus hier nog de nodige aandacht aan besteden.