Le chômage Flashcards
1
Q
werkloos zijn
A
être, se retrouver au
chômage
2
Q
werkloosheidsgraad
A
un taux de chômage
3
Q
een werkloze
A
un chômeur
4
Q
de integratie op de arbeidsmarkt
A
l’insertion professionnelle
5
Q
een werkloosheidsuitkering
ontvangen
A
une allocation, une
indemnité de chômage
6
Q
het schrappen
A
la radiation
7
Q
een werkloze schrappen
A
radier un chômeur
8
Q
dienstencheques
A
les titres-services
9
Q
een werkloze herintegreren
A
réintégrer
10
Q
de werkloosheid een halt
toeroepen
A
enrayer le chômage
11
Q
de werkloosheid oplossen
A
résorber le chômage
12
Q
het oplossen vd werkloosheid
A
la résorption du chômage
13
Q
loopbaanonderbreking
A
la pause-carrière
14
Q
tijdskrediet
A
le crédit-temps
15
Q
de actieve bevolking (werkend)
A
la population active