LA GESTION FINANCIÈRE DE L'ENTREPRISE Flashcards

(88 cards)

1
Q

beheren (financiën)

A

gérer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het beheer

A

la gestion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de beheerder

A

le gestionnaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de inkomst

A

le rentrée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de opbrengst

A

la recette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het inkomen

A

le revenu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de uitgave

A

la sortie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kosten

A

le coût

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het kapitaal

A

le capital

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kosten boeken

A

la dépense ( = réaliser des
dépenses)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de fondsen

A

les fonds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

financieel

A

financier(ière)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

financieren

A

financer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de geldschieter

A

le financier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kapitaal verschaffen

A

apporter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kapitaal injecteren

A

injecter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een kapitaalinjectie

A

une injection

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kapitaal verkrijgen

A

se procurer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kapitaal werven

A

lever des fonds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een geldschieter

A

un créditeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

grote investeringen doen

A

un investissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

veel geld opbrengen, renderen

A

rapporter gros

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

beschikken over liquiditeiten

A

disposer de liquidités

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kredietwaardig zijn

A

être solvable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
de schuldenlast
l'endettement
25
schulden maken
s'endetter
26
schulden terugbetalen
rembourser des dettes
27
het gaat goed met het bedrijf
se porter bien
28
het gaat slecht met het bedrijf
se porter mal
29
in volle groei zijn
être en plein essor
30
zich goed ontwikkelen
se développer bien
31
in moeilijkheden zitten
battre de l'aile, être un canard boiteux, être en difficultés
32
de winst opvoeren
accroître, augmenter
32
de kosten onder controle hebben
maîtriser
33
de kosten drukken
comprimer, minimiser, diminuer les coûts
34
de uitgaven verminderen
réduire les dépenses
35
besparen op
réaliser des économies sur
36
schaalvoordelen
des économies d'échelle
37
saneren
assainir
38
opnieuw leven in blazen
renflouer
39
terug op de sporen zetten
remettre sur les rails
40
een bedrijf oprichten
mettre sur pied, créer, fonder
41
een vennoot
un partenaire
42
een investeerder
un investisseur
43
een geldschieter
un bailleur de fonds
44
eigen kapitaal/middelen inbrengen
apporter des capitaux
45
de inbreng van eigen middelen
l'apport des capitaux
46
fondsen werven
lever des fonds
47
aandelen uitgeven
émettre des actions
48
de uitgifte van aandelen
l'émission des actions
49
aandelen verwerven
acquérir des actions
50
intekenen op
souscrire à
51
het verwerven van aandelen
l'acquisition (f) des actions
52
aandelen in handen hebben
détenir des actions
52
de meerderheid
la majorité
53
aandelen van de hand doen
céder
54
het afstaan van aandelen
la cession des actions
55
opkopen van aandelen
racheter, reprendre
56
het opkopen van aandelen
le rachat, le reprise
57
zichzelf kapitaal verschaffen, op korte, middellange termijn op lange termijn
se procures des capitaux à moyen et à long terme
58
herkapitaliseren
se recapitaliser
59
een kapitaalverhoging
une recapitalisation
60
beroep doen op een banklening
faire appel à la banque pour les emprunts bancaires
61
de geldlade weer vullen
renflouer les caisses
61
een lening aangaan
contracter
62
het bedrijf er bovenop helpen
renflouer l'entreprise
63
de opzet
le démarrage
64
een schaarste
une pénurie
65
een overvloed
une abondance
66
voorfinanciering
un préfinancement
67
een wankel financieel evenwicht
un équilibre
68
eigen middelen
les fonds propres
69
een bankkrediet toekennen
accorder un crédit bancaire
70
een leasing
un crédit-bail
70
een leasingbedrijf
une entreprise de leasing
71
een factoringbedrijf
une entreprise d'affacturage
72
betalingsuitstel
le délai de paiement
73
risicokapitaal
le capital-risque
74
een beursgang
une introduction en bourse
75
een obligatie
un obligation
76
een subsidie
un subside
77
een subsidie toekennen
octroyer, accorder un subside
78
de toekenning
l'octroi
79
genieten van subsidies
profiter de subsides
80
subsidies afschaffen
supprimer les subsides
81
het afschaffen
la suppression
82
ondersteunen
soutenir
83
de ondersteuning
le soutien