Le bilan Flashcards
1
Q
het passief
A
le passif
1
Q
het actief
A
l’actif (m)
2
Q
de vaste activa
A
les actifs immobilisés
3
Q
de materiële vaste activa
A
les immobilisations
corporelles (f)
4
Q
de immateriële vaste activa
A
les immobilisations
incorporelles (f)
5
Q
een patent
A
un brevet
6
Q
de financiële vaste activa
A
les immobilisations
financières (f)
7
Q
de vlottende activa
A
les actifs circulants
8
Q
de voorraden
A
les stocks (m)
9
Q
de uitstaande schuldvorderingen
A
les créances (f)
10
Q
de liquide middelen
A
l’argent disponible (m)
11
Q
passiva op LT
A
les capitaux permanents
12
Q
de eigen middelen
A
les capitaux propres
13
Q
maatschappelijk kapitaal
A
le capital social
14
Q
overgedragen resultaat
A
le résultat reporté