La continuité des entreprises versus la faillite Flashcards
1
Q
in staking van betaling zijn
A
être en cessation de
paiements (f)
2
Q
een schuldeiser
A
un créancier
3
Q
de beschikbare activa
A
l’actif disponible
4
Q
de opeisbare passiva
A
le passif exigible
5
Q
een probleem
A
une difficulté
6
Q
verontrustend
A
préoccupant
7
Q
uit de moeilijkheden geraken
A
sortir des difficultés
8
Q
de handelsrechtbank
A
le tribunal de commerce
9
Q
de boeken toedoen
A
déposer le bilan
10
Q
het toedoen van de boeken
A
le dépôt du bilan
11
Q
het faillissement
A
la faillite
12
Q
failliet gaan
A
faire faillite
13
Q
vereffening van het vermogen
A
la liquidation des biens
14
Q
in vereffening zijn
A
être en liquidation
15
Q
de wet betreffende het
gerechtelijk akkoord
A
la loi sur le concordat
judiciaire