KTT lektion 5 Flashcards

1
Q

was machst du so im alltag

A

wat doe je zoal in het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

was bedeuten diese worter genau

A

wat betekenen deze woorden precies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

meinen eltern fehlt die zeit jeden tag selbst zu kochen

A

mijn ouders hebben geen tijd om elke dag zelf te koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ist das essen schon fertig? ich habe hunger

A

is het eten al klaar? ik heb honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

was ist der grun ddafur, dass leute kein fleisch essen wollen

A

wat is de reden dat mensen geen vlees willen eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

je roter die erdbeere ist, desto suber schmeckt sie

A

hoe roder de aardbei is, hoe zoeter hij smaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ich finde es sieht ein bisschen komisch aus

A

ik vind dat het een beetje vreemd uitziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wir wollen das untersuchen und machen daher eine umfrage

A

we willen dat onderzoeken en doen daarom een enquete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ich habe das rezept in der zeitung gelesen

A

ik heb het recept in de krant gelezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welche zutaten brauchen wir fur das rezept

A

welke ingredienten hebben we nodig voor het recept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly