H2 kapitel 4 Flashcards
du musst sparen. du kannst nicht immer dein ganzes geld fur kosmetikprodukte ausgeben
je moet sparen. je kunt niet altijd al je geld aan cosmetica uitgeven
ssilvi ist hubsch. auberdem tragt sie immer coole kleidung
silvi is knap. bovendien draagt ze altijd coole kleding
ich kann es night glauben. bisher hat er alle spiele gewonnen.
ik kan het niet geloven. tot nu toe heeft hij alle wedstrijden gewonnen
er kauft oft kleidung, denn mode ist wichtig fur ihn
hij koopt vaak kleding, want mode is belangrijk voor hem
ich habe kein geld. deswegen kann ich nicht ausgehen
ik heb geen geld. daarom kan ik niet uitgaan
ein anderes wort fur kleidung: klamotten
een ander woord voor kleding is kleren
er bekommt machmal taschengeld, aber nicht jeden monat
hij krijgt soms zakgeld, maar niet elke maand
markekleidung ist oft teuer. aber ist die qualitat immer besser
merkkleding is vaak duur. maar is de kwaliteit altijd beter
die elktern nennen iht baby jonathan
de ouders noemen hun baby jonathan
er hat sich das bein gebrochen. totzdem kommt er zur party
hij heeft zijn been gebroken. toch komt hij naar het feest