KTT lektion 1 Flashcards
Dieser sanger ist sehr beliebt. Er hat viele fans.
deze zanger is erg populair. Hij heeft veel fans.
Kennst du mozart? dieser komponist ist sehr berumt
Ken je mozart. deze componist is erg beroemd
hier darf man nicht parken
hier mag je niet parkeren
ich esse ein croissant mit butter und marmelade
ik eet een croissant met boter en jam
wist du die torte selbst backen? hast du mehl gekocht
wil je de taart zelf bakken, heb je meel gekocht
unsere katze trinkt gern milch
onze kat drink graag melk
in ostereich gibt er viele bergen
in oostenrijk zijn er veel bergen
ich esse gern pfann kuchen mit zucker oder mit marmelade
ik eet graag pannenkoeken met suiker of met jam
das fleisch schmeckt ogne salz nicht goed
het vlees smaakt zonder zout niet goed
trinkst du tee mit oder ohne zucer
drink je thee met of zonder suiker