Key Phrases Flashcards
The cup
De kop
The station
Het station
[stah-shon]
Two cups of coffee
Twee koppen koffie
[tway-kop-pu koffee]
A beer, please
Een pils, alstublieft
[un pils als-tuu-bleeft]
A bottle of wine, please
Een fles vijn, alstublieff
[un fles vein als-tuu-bleeft]
Do you have..?
Heeft u …?
[hayft uu…]
Do you have milk?
Heeft u melk?
[]hayft uu melk
Do you have a room
Heeft u een kamer
[hayft uu un kah-mer]
Do you have a town map
Heeft u een plattegrond
[hayft uu un plat-tu-Chrond]
I’d like
Ik wil graag…
[ik will ChrahCH..]
I’d like an ice cream
Ik wil graag een ijs
[ik wil ChrahCh un ice]
I’d like a table
Ik wil graag een tafel
[ik wil ChrahCH un tah-fel]
I’d like cheese
Ik wil graag kaas
[ik wil ChrahCH kahs]
We’d like…
Wij willen graag…
[wei wil-lu ChrachCH…]
We’d like two pizzas
Wij willen graag twee pizza’s
[wei will-lu ChrahCH tway pizzas]
More…
Meer…
[mayr]
More bread
Meer brood
[mayr brohd]