kenmerken van het ancien régime: standensamenleving Flashcards
tijd
ancien régime: 1492/1456
ruimte
west europa
Hoe ontstond de standensamenleving
de macht van de kerk nam sterk toe in de middeleeuwen, de monniken gingen opzoek naar een manier hoe de samenleving er volgens christelijke principes moest uitzien. Wie macht had in de echte wereld kreeg dat ook in de standensamenleving. er ontwikkelde zo drie aparte standen.
wie had politieke macht
krijgsheren en de koning
wie had politiek economisch macht
heren landbouwdomeinen
wie had culturele macht
de kerk
wie had weinig macht
arme boeren
wat is interdependentie
is dat de maatschapij wordt voorgesteld als een lichaam, waarin elk onderdeel zijn functie had en niet zonder elkaar kon
waarom was er weinig protest tegen deze oneerlijke standen
omdat de kerk deze maatschapelijke indeling had gedaan, en toen stond de kerk heel centraal. en de kerk zei dat het gods wil was.
wat was de taak van de eerste stand
de clerus: was bidden en zorgen voor de geestelijke welzijn van de adel en de derde stand
wat was de taak van de tweede stand
adel: beschermde de clerus en de derde stand door te vechten
wat was de taak van de derde stand
de rest van het volk: moest werken voor de andere twee standen
wie is de clerus
= iedereen met een beroep binnen de kerk, het was een bevoorrechte stand zoals de adel en het wordt verder onderverdeeld in hoge/lage en seculiere/reguliere clerus
wie was de seculiere clerus
waren geestelijken die een wereldlijk of openbaar leven leidden, bv pastoor of bisschop
wie was de reguliere clerus
de reguliere clerus leefde en afgezonderd leven en woonde in een klooster of abdij. bv een monnik of abt
wie was de hoge clerus
Waren geestelijken met het meeste macht binnen de kerk. Zij waren meestal afkomstig uit hoge adelijke families
wie was de lage clerus
waren geestelijken met minder macht in de kerk hun afkomst was meestal uit de derde stand
waar leefde de reguliere clerus
ze leefde in een gesloten gemeenschap/ klooster of abdij want ze willen zich afzonderen van de wereld om zich aan god te wijden.ze waren ook zelfvoorzienend
wat was de kloosterregel van benedictus
het was een regel waar ze 3 geloften afleggen. In het klooster stond ora et labora centraal wat bidden en werken betekend, dit was de kerntaak van de monniken
wat moesten monniken nog doen
bewaren van kennis: ze moesten in de scriptoria manuscripten overschrijven, ze hielden de geschidenis ook goed bij, ze verrichten ook handenarbeid
welke invloed hadden de kloosters op de omgeving
- vernieuwingen in de landbouw
- sociale opdracht: armenzorg, ziekenzorg, onderwijs
wie is de adel
de adel was een bevoorrechte stand de adel heeft als basisrecht vrijheid. het heeft ook privileges. De edelman staat ook sociaal hoger, ze hoeven geen handenarbeid te verichten. hun maatschapelijke taak is krijgsdienst. binnen de adel is er ook een hiërarchische ordening
wat was de levenstijl van de adel
woning = een burcht
voeding = overvloedige banketten
kledij = kostbare stoffen
bezigheden adelijke vrouwen
handwerk, dichtkunst, paardrijden en musiceren
bezigheden adelijke mannen
- beheer van goederen en mensen op landgoed
2 krijgsdienst: het ridderschap
- ridder = een strijder te paard
- lange opleiding
- doet mee aan toornooien en jachtpartijen
- roem: ridderlijke dichtkunst
kwamen ridders steeds uit de tweede stand
nee, voor de 13e eeuw waren ze van de derde stand maar door dat de prijs en prestige stijgt om een ridder te zijn werd het een adelijk kenmerk
wie was de derde stand
de derde stand is iedereen die niet tit de eerste of tweede stand behoorde. ze hadden geen privileges. Ze hadden veel plichten en weinig rechten. we kunne de derde stand onderscheiden in boeren en burgerq
wie waren de vrije pachters
ze stonden er het beste voor. ze waren vrije boeren, hadden hun grond afgestaan aan de heer in ruil voor bescherming
wie waren de horigen
zij waren vrijgelaten lijfeigenen. zij bewerkte de grond van de heer in ruil voor een deel van de opbrengst, maar zij waren meer gebonden met de grond en de heer in de vorm van karweien en andere verplichtingen
lijfeigenen
ze hadden geen persoonlijke vrijheid en waren in het bezit van de heer
wie waren de burgers
zij woonden in steden en deden aan handel. er was wel nog een onderscheid tussen de burgers je had de rijke burgerij daaronder had je de ambachtslieden en daaronder de mensen van lager allooi
waar woonde de derde stand
op het domein in hutten van hout en leem
wat aten de derde stand
roggebroood met potage
wat was de kleding van de derde stand
tuniek met grauwe kleuren
wat waren de bezigheden van de derde stand
landbouwactiviteiten en huisnijverheid
waarom was er een opkomst van de steden die voor plattelandsvlucht zorgde
door bevolkingsgroei, hogere landbouwopbrengsten en meer veiligheid
wat was de opkomst van de steden
de koning wou meer macht dus hij zocht hulp bij de steden die machtiger werden. hij kreeg steun van de steden om zijn huurlingenleger te onderhouden. rijke stedelingen werden ook opgenomen in het bestuur. maar de grondadel behield haar privileges
wat waren de eisen van de steden
- horigen en lijfeigenen kregen in de stad vrijheid
- adel moest hun meer voordelen geven om hen op het platteland te houden
- derde stand kreeg meer politieke en economische macht
- en ook een nieuw soort adel de ambtsadel en de geldadel
hoe daalt de macht van de grondadel
De adel verliest macht en inkomsten uit grondbezit
zegaan hun rijkdom uiterlijk proberen te vertonen wat heel duur is
ze hebben financiele problemen, ze willen geen handel doen omdat het beneden hun waardigheid is
adel werdt afhankelijk van de vorst voor inkomsten, ze gingen wonen aan het hof waar ze taken doen binnen de hofhouding wat duur is en hun macht kost
burgers willen adel worden
- ze werden rijker en kregen meer bestuurlijke taken, ze wouden hun rijkdom omzetten naar privileges. dit doen ze door hun levenstijl te imiteren of trouwen met verarmde adel; maar enkel de toplaag van de derde stand kon adel worden
wat waren de oorzaken dat de adel en de clerus hun bevoorrechte positie verloren
- opkomende industrie = doet waarde grond dalen
- de clerus verliest aanzien
- ideeën verlichting = nieuwe ideeën die ingaan tegen de standen
wat waren de gevolgen dat de adel en de clerus hun bevoorrechte positie verloren
- burgerij wil ook politieke macht en komt vaker in opstand
- de franse revolutie betekend de einde van de standensamenleving. in de 19e eeuw krijgen we een nieuwe indeling op economische situatie= klassensamenleving